welke thans noodgedwongen aan anderen worden overgelaten. Mede op grond van deze overweging komt bedoeld bestuur tot een benodigd aantal geodetisch ingenieurs van 175 a 200. Wij delen deze opvatting in geen enkel opzicht. Wij betreuren het verloren gegane werkterrein, maar achten het echter volkomen illusoir een toekomstige personeelsformatie af te stemmen op de mogelijkheid om deze inmiddels overgedragen taken opnieuw te verwerven. De diensten, die dit werk van ons hebben overgenomen, zullen dat nimmer meer afstaan. Alhoewel zij loten zijn van onze stam, hebben zij op hun terrein hun onmisbaarheid reeds ondubbelzinnig bewezen. Hun invloed en betekenis worden door het bestuur van K. en L. o.i. onderschat. De kadastrale Landmeetkundige Dienst speelt thans helaas geen dominerende rol meer in de Landmeetkunde in Nederland. Deze is verloren gegaan, toen de Vereniging voor Kadaster en Land meetkunde de gedachten t.o.v. een Centrale Landmeetkundige Dienst (die in de achter ons liggende jaren enkele keren zijn gelanceerd) op het moment toen deze dienst die leidinggevende positie nog wèl innam, niet daadwerkelijk heeft gesteund. Met deze achtergrond achten wij het thans genoemde aantal g.i.'s van 175 a 200 voor de toekomst te hoog geraamd. Op 18 October 1952 hield de Inspecteur van het Kadaster en de Hypotheken op de Algemene Vergadering van de Vereniging voor K. en L. een voordracht met als onderwerp: „De organisatie van de Kadastrale dienst". In deze causerie raamde de Inspecteur het totaal aantal landmeters op 186. De Commissie Greve deed er een schepje op en stelde in haar rapport het benodigde aantal landmeters op 222, waarbij zij de gedachte van de volledig middelbare kracht verwierp. Bij het aantal 186, dat de Inspecteur meende nodig te hebben, was aan deze functionaris eveneens geen plaats toebedeeld. De Vereniging voor K. en L. heeft deze v.m.k. wèl aanvaard. Dringt op grond hiervan en mede op grond van de bovenge noemde cijfers van vrij recente datum niet eveneens de gedachte naar voren, dat het genoemde aantal van 175 a 200 g.i.'s over dreven is? In 't bovenstaande is op openhartige wijze onze geargumenteerde zienswijze gesteld tegenover die van het Bestuur van de Vereniging voor K. en L. De aanleiding was, dat wij het aantal g.i.'s benevens de hoofd reden, waarop dit aantal steunde, niet juist achten. Voor het overige gingen wij even in op een passage, die o.i. een tegenstrijdigheid bevatte en tenslotte gaven wij een aan vulling op een beeld, dat naar onze smaak, door onvolledigheid, 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1954 | | pagina 35