bij ruilverkavelingswerk, zal waarschijnlijk de animo bij de enkeling,
die nog ambitie had, wel verdwenen zijn.
Wij menen hierboven vrij duidelijk te hebben gemaakt, dat het
bestuur van de Vereniging voor K. en L. aan de ene kant het
probleem van de v.m.k. veel te zwaarwichtig voorstelt en aan de
andere kant, deze nieuwe functionaris ook weer zo weinig mogelijk
armslag wil geven.
De in genoemd Orgaan aangegeven oplossing heeft geen rede
lijke kans van slagen door de te geringe promotie en bezoldiging.
Dit is onze visie t.a.v. de toekomst. De praktijk zal bewijzen
wie het juist heeft gezien. Hierop kunnen wij echter niet wachten.
De grote achterstand bij de bijhoudingsdienst, de ruilverkaveling,
die steeds meer landmeters zal vragen en de pensionnering van
een belangrijk aantal landmeters in de naaste toekomst vragen
om een onmiddellijke aanpak van het personeelsprobleem nu en
in de toekomst.
De geschiedenis herhaalt zich. Omstreeks 1930 stond het bestuur
van K. en L. op het standpunt, dat de tekenaar geen veldwerk-
zaamheden zou kunnen verrichten. Ruim twintig jaar later open
baart zich wederom, zij het op iets hoger niveau, hetzelfde ver
schil van inzicht.
Met onze volle overtuiging, dat een voldoend aantal van de
landmeetkundige ambtenaren in staat is aan hoger gestelde eisen
te voldoen en bovendien, omdat het de meest voor de hand lig
gende, de sociaal meest verantwoorde- en op langere termijn de
goedkoopste oplossing is menen wij dat aan de landmeetkundige
ambtenaren dezelfde kansen behoren te worden geboden, die ook
anderen bij de Belastingsdienst zijn geboden.
Er zijn stellig voldoende landmeters, die met toewijding en in
zicht een opleidingstaak zullen accepteren. In onze gedachtengang
moeten alle landmeetkundige ambtenaren, te beginnen met de
oudsten, hierbij een kans krijgen.
Overgangsmaatregelen in de zin van een keuzebenoeming en
onmiddellijke aanstelling in de nieuwe rang voor de geschikte
krachten te velde of ten kantore zouden voor deze ambtenaren
een billijke beloning zijn.
Deze overgangsmaatregelen vinden wij in het onderwerpelijke
artikel dusdanig geformuleerd, dat de doorstroming in het corps
totaal uiteen wordt gerukt, terwijl aan zeer velen een gemotiveerde
promotiekans zou worden ontnomen. Wij achten dit zeker geen
oplossing.
87