veranderingen van vaste lichamen als gevolg van inwerking van
uitwendige krachten.
Wanneer wij onderaan de in fig. 1 getekende rechte
staaf 1 een gewicht P bevestigen, dan zal op de staaf
j een kracht naar beneden gaan werken.
Onder invloed van die kracht wil de staaf naar
beneden gaan, hetgeen echter door de bevestiging aan
't boveneind wordt verhinderd.
Dit betekent, dat die bevestiging op de staaf een
kracht naar boven uitoefent, welke, willen wij de staaf
in rust houden, evenwicht moet maken met P en dus
H-
1
even groot moet zijn.
Dit is één van de grondbeginselen der mechanica,
kortweg geformuleerd alsactie reactie.
Op de staaf werken dus twee gelijke, doch tegen
gestelde uitwendige krachten en als gevolg hiervan
wordt de staaf uitgerekt.
Deze uitrekking voltrekt zich bij benadering met de
snelheid van het geluid.
Verwijderen wij daarna 't gewicht P, dan blijkt dat
de staaf zijn oorspronkelijke vorm herneemt.
Materialen, die aan deze eigenschap voldoen worden
elastisch genoemd, in tegenstelling tot de plastische.
Stopverf b.v. behoort tot de laatste groep.
Wij zullen ons beperken tot de behandeling van kleine elastische
vormveranderingen; hiervoor gelden bij benadering de volgende
eenvoudige wetten
le bij een bepaalde kracht behoort een bepaalde vormverandering
en omgekeerd.
2e de vormveranderingen en krachten zijn evenredig met elkaar.
Na deze inleiding, welke uit de aard der zaak enigszins summier
is gehouden, beschouwen wij een stalen meetband, waarvan kan
worden aangenomen, dat deze een constante doorsnede heeft.
De band (gebruik werd gemaakt van een stalen meetveer van
de N.V. Firma Wed. J. Ahrend Zn) wordt aan één zijde vastge
klemd en aan de andere zijde belast met een bepaalde trekkracht P.
Wij verhogen nu de trekkracht enige malen opvolgend met 1 kg.
Het blijkt dat daarmede een regelmatige verlenging van de
band gepaard gaat.
Teneinde een juist inzicht te verkrijgen in het gedrag van de
band bij toenemende trekkracht zetten wij de kracht af op de y-as
en de verlenging A 1 op de x-as van een rechthoekig assenkruis.
In de aldus verkregen grafiek (zie fig. 2) blijken de waarnemings-
punten alle nagenoeg op een rechte lijn gelegen te zijn.
De afwijkingen, welke zeer gering zijn, kunnen worden toege
schreven aan waarnemingsfouten.
51
UjU
Fig. 1.