merking komen. Het is dus zaak, dat vooral aan de opleiding dezer
deskundigen grote aandacht wordt besteed.
Dat de Regering dit doet moge o.m. blijken uit het feit, dat reeds
in 1946 is overgegaan tot de vorming van een afzonderlijke studie
richting voor cultuurtechniek aan de Landbouwhogeschool.
Als men het statistisch materiaal overziet, kan men de volgende
conclusies trekken. Het aantal in voorbereiding zijnde blokken
steeg gedurende de periode 1945 tot 1952 gelijkmatig met ongeveer
20 blokken per jaar, ondanks het feit, dat gedurende deze periode
uiteraard ook blokken uit deze categorie naar de tweede categorie
(ruilverkavelingen in uitvoering) verschoven.
Tegenover een totale stijging met 59000 ha in de jaren 1945
1950 staat een stijging met 153000 ha in de jaren 1951 tot 1953.
Deze cijfers wijzen bovendien uit, dat de blokken in de laatste
jaren veel groter worden.
De oppervlakte ,,in uitvoering" stijgt ook. In de jaren 1945 tot
1950 steeg deze met ongeveer 6000 ha per jaar; na 1950 met
gemiddeld ruim 10000 ha per jaar. Dat er tussen 19501952 acht
blokken met een totale oppervlakte van ruim 11000 ha zijn af
gestemd was een tegenvaller, waardoor de geringe vermeerdering
in deze periode is te verklaren. In het jaar 1953 zijn in totaal
7 blokken (34101 ha) meer in uitvoering gekomen.
Als men de herverkavelingen in Zeeland hierbij telt, waren er
bij het begin van dit jaar 155918 ha in uitvoering.
Uit de cijfers mag men afleiden, dat thans een capaciteit van
ongeveer 15 a 20000 ha per jaar is bereikt. De Regering is er zich
echter van bewust, dat de bereikte resultaten nog lang niet vol
doende zijn om binnen een redelijk tijdsbestek volledig aan de totale
ruilverkavelingsbehoefte te voldoen.
Vanwege de Cultuurtechnische Dienst is naar deze behoefte een
onderzoek ingesteld, waarbij is gebleken, dat ruilverkaveling voor
480000 ha als zeer urgent moet worden aangemerkt en 525000 ha
als urgent. Aangezien momenteel voor 420000 ha ruilverkaveling
in voorbereiding is, blijft dus nog 585000 ha, waarvoor ruilver
kaveling in het licht van de moderne eisen als economisch nood
zakelijk moet worden beschouwd, terwijl er dan nog 470000 ha
als minder urgente objecten overblijven. (Een kaart van de ruil-
verkavelingsbehoeftige gebieden in Nederland licht de verdeling
over het land toe.)
Een vast schema voor het bepalen van de rangorde is niet te
geven. Steeds voert een complex van overwegingen tot een be
paalde conclusie.
De eigendoms- en gebruikstoestand, vorm en ligging van de
percelen, de mate van versnippering, de ontsluiting van een gebied,
de stand van de waterbeheersing zijn mede bepalend voor het te
verwachten rendement. De behoefte aan ontginning of herontgin
ning, de sociologische structuur, het ontwikkelingspeil van de be-
135