het wettelijk voorgeschreven getuigenis van de buren en de af
kondiging door een omroeper of door het „aanslaan" op borden
of stenen (hierbij mogen wij er aan herinneren, dat ook Solons
wetten waren gegrift in driehoekige houten blokken) en eindelijk
het overnemen van een korte inhoud van de afgesloten zaak in
een chronologisch gerangschikte, speciaal voor de grondtransacties
openbaar aangehouden lijst.
Deze lijst, die ons bijzonder interesseert, is in het Griekse recht
waarschijnlijk ontstaan uit een vereniging met de belastingbetaling.
Wij weten dit echter niet zeker. Wel is het zeker, dat in aan
sluiting aan de belastingbetaling een systeem van inschrijving ont
stond, dat leidde tot de samenstelling van lijsten, bijgehouden door
bijzondere ambtenaren van het staatsnotariaat. 6)
In de wet op het register der inschrijvingen (D: Fertigungen)
van Alexandrië wordt een dergelijke lijst wettelijk vastgesteld. Dit
was stadsrecht. Maar voor de andere Griekse steden uit die tijd
kennen we ook dit recht niet.
Dat evenwel de gedachte aan publiciteit leefde, blijkt o.m. bij
Plato (Leges VII, blz. 850 A), die een algemene registratie van
onroerend goed voorstond. Het is duidelijk, dat een dusdanig
systeem niet bestaat, als publicisten het alleen maar wensen! 7)
Ook op het einde van de le eeuw van onze jaartelling was een
constante registratie van verkopen in de Griekse steden onbekend.
Plato kende aan de aangiften der transacties een grote rechts
kracht toe. Een betere wijze van verzekering der rechten dan door
de avayQaqpai (D: veröffentlichte Listen; N: aangiften) kende hij niet.
Ook Theophrastus (372—287 v. Chr.) kende verschillende vormen
van publiciteit, b.v. door omroepen. Maar deze wijze leent zich
meer voor het platteland, dan voor de steden. En het is boven
dien alleen door deze auteur, dat wij er iets van weten.
Volgens de wetgeving van Pittakos van Mytilene (thans Mitilini),
uit de 5e eeuw v. Chr., moet van de verkopen worden kennis
gegeven aan de Basileis en de Prytanen.
Koschaker behandelt in „Abhandlungen der Philologisch-Histo-
rischen Klasse der Sachsischen Akademie des Wissenschaften,
band 42, 1934" (in een artikel over het eigendoms- en pandbegrip
naar Grieks en Oosters recht) het inslaan van palen, pinnen of
spijkers als een vorm van publiciteit. Naar zijn mening erinnert
das Einschlagen des Nagels (Pfahls) an dieselbe Prozedur, die
nach Inschriften aus Lagas (=Tello) über den Kauf von Liegen-
schaften, Feldern oder Hausern aus der Zeit des grossen Pateris
dieser Stadt am Schlusse des Kaufvorgangs vom Herold vorge-
nommen wird".
Behalve dan dat de betekenis van de woorden uit de papyri:
„instaan voor iets" of: „iets voor zich reserveren" ons in die
richting wijst, bedoelden verschillende volkeren het inslaan van
124