Wij weten niet, hoever de Egyptenaren met hun wiskundige ontwikkeling reeds gevorderd waren, toen de eerste Grieken als weetgierige leerlingen in hun midden traden. Van de Egyptische theorieën is weinig bekend. Zolang hun oudste wiskundeboeken niet gevonden zijn, zal men in dat opzicht op vermoedens moeten steunen. Als men de bewering aanvaardt, dat alles wat de Grieken vóór Euclides op wiskundig terrein gepresteerd hebben, eigenlijk van Egypte is overgenomen, en plaatst men de publicatie van Thales (die leefde ca. 638—548 v. Chr. en die waarschijnlijk als eerste de Egyptische kennis naar Hellas overbracht, van Pythagoras (ca. 568—478) en van anderen, die daar studeerden en van hun leermeesters veel mee naar huis brachten) naast die van de latere Grieken, die zich om de vroeger verworven Egyptische kennis zeker niet meer bekommerden, dan blijkt wel, dat de Egyptenaren niet ver gevorderd waren. Men mag hierbij gerust in aanmerking nemen, dat volgens Proklos (zie zijn beschrijving van de meetkunde, par. 19) Pythagoras als eerste de meetkunde van de practijk der landmeters heeft afgebogen en deze opvatte en behandelde als zuiver theoretische wetenschap. Als men verder bedenkt, dat tussen het ontstaan van de bekende papyrus Rhind (van welke wij alleen een kopie kennen uit 1000 v. Chr.) in ca. 3400 v. Chr. en het optreden van Thales en Pythagoras 30 eeuwen liggen, dan is de wiskundige ontwikkeling wel zeer langzaam gegaan. Kan dat een gevolg zijn van de omstandigheid, dat dit soort arbeid tot de priesterkaste was beperkt en deze toch altijd als eerste zorg de bevordering van het religieuze in het oog hield? Is het, omdat de Egyptische veldmeters, evengoed als de artsen, gebonden waren aan de strenge voor schriften van de heilige boeken en daarvan niet afweken uit een gerechtvaardigde vrees voor de strengste straffen na het maken van fouten? Omdat wij ons in dit artikel moeten houden aan de opzet, kunnen we aan al deze feiten niet te veel aandacht schenken. Het is uitsluitend onze bedoeling na te gaan, of het oude Grieken land kadasters kende, zoals Egypte die bezat. Het is dus dienstig te onderzoeken, wat er alzo van de Egyptische kennis door de Grieken is overgenomen. Op het gebied van de bouwkunst en de meetkunde is dat, tezamen genomen, veel. Heron van Alexandrië (100 v. Chr.), die wij in vorige bijdragen noemden, toont b.v. evenzeer als Thales en Pythagoras, duidelijk de sporen van verwantschap met dat volk. Tot omstreeks 450 v.Chr. duurde het periodieke verblijf van Grieken in Egypte voort. Demokritos is waarschijnlijk wel de laatste Oude, die een dergelijke reis maakte en Hippokrates van Chios had in die tijd op het theoretische terrein reeds een hoogte bereikt die, voorzover ons bekend, reeds ver boven de Egyptische kennis 127

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1954 | | pagina 7