Naar aanleiding van een verschil van mening tussen een notaris
en de daarbij betrokken Hypotheekbewaarder (zie P.W. 15930)
heeft de Staatssecretaris medegedeeld, dat uitgangspunt van deze
regeling is dat geen toepassing zal geschieden van akten waarin
het overgedragen perceelsgedeelte zó summier is aangeduid, dat
zonder raadpleging van de aan de minuutakte gehechte kaart is
na te gaan op welke grond de transactie betrekking heeft.
Wanneer echter de akte tevens een aanwijzing inhoudt naar
een op het terrein aanwezige afpaling van de nieuwe grens is aan
het oordeel van de landmeter overgelaten of hij, na aanwijzing op
het terrein van partijen, kadastrale toepassing van de grens in
verband met de omschrijving in de akte verantwoord acht. In
vele gevallen zal de landmeter dan, indien hij de ligging van de
aangegeven grens niet kan toetsen aan de bij de akte behorende
kaart, de toepassing moeten weigeren.
Afgezien van de vraag, of door het niet laten overschrijven
tegelijk met de akte van een kaartje als hier bedoeld de
eigendomsovergang gevaar loopt, is het naar het oordeel van de
Staatssecretaris voor derden van groot belang dat zij ten hypotheek-
kantore volledig over het object van de transactie kunnen worden
ingelicht en dat geen twijfel kan bestaan over de vraag of het kaartje,
dat niet in de registers voorkomt, al of niet overeenstemt met de
op het terrein aangegeven grens. In de tijd, die verloopt tussen
het overschrijven van de akte en het ontstaan van de nieuwe
perceelnummers, mist men immers dienaangaande ieder houvast.
Hieraan werd nog toegevoegd, dat in de practijk dikwijls blijkt
dat, in strijd met hetgeen in de akte is verklaard, tijdens het op
maken van de akte geen afbakening op het terrein aanwezig was,
doch verdwenen blijkt te zijn als de landmeter, soms vele maanden
later, de opmeting zal verrichten. In beide gevallen is dan alleen
uit het kaartje af te leiden waar de nieuwe eigendomsgrens ligt
of naar alle waarschijnlijkheid zal liggen. De landmeter moet dan
dus onderzoeken of de aanwijzing van partijen in overeenstemming
met de kaart is. Kennisneming hiervan kan derhalve ook voor
derden van het grootste gewicht zijn.
Het is dus in het belang van het rechtsverkeer in onroerend
goed en van de betrouwbaarheid van de openbare registers, dat
mede-overschrijving geschiedt van kaartjes, als waarvan hier sprake is.
Een notaris bood ten hypotheekkantore twee akten ter over
schrijving aan, waarbij A verklaarde hier te lande gelegen on
roerend goed verkocht te hebben en mitsdien in eigendom af te
staan en over te dragen aan zijn minderjarige zoons B en C. Bij
de akten trad verder op D, een broer van deze minderjarigen,
die voor B en C verklaarde bedoeld onroerend goed gekocht te
hebben en in koop aan te nemen. Voorts bevatten de akten de
179