verklaring van de verkoper, dat de bedongen koopsommen (gedeel
telijk) werden kwijtgescholden. De vereiste verklaring van geen
bezwaar van het Prijzenbureau was verkregen.
De hypotheekbewaarder was van oordeel, dat in deze gevallen
de minderjarigen ingevolge art. 360 B.W. hadden moeten worden
vertegenwoordigd door een bijzondere curator, benoemd door de
kantonrechter. Hij stelde de vraag of hij niettemin tot overboeking
van het onroerend goed in de kadastrale leggers op naam van B
en C moest overgaan.
De Directeur merkte naar aanleiding hiervan op, dat naar zijn
oordeel de vraag, of de belangen van A in de zin van art. 360
B.W. in strijd waren met die van zijn kinderen B en C, buiten
bespreking kon blijven. Ook indien een dergelijke strijd van be
langen aanwezig zou zijn, dan zou het niet vertegenwoordigd zijn
van de minderjarigen door een bijzonder curator immers toch niet
met zich mede brengen dat cte gesloten overeenkomsten volstrekt
nietig waren, doch slechts dat zij konden worden vernietigd op
vordering van belanghebbenden. Hij verwees hierbij naar het arrest
H.R. 31 October 1934 (P.W. 13621). De Directeur was mitsdien
van oordeel dat in deze gevallen naar aanleiding van de over
schrijving der akten tot overboeking in de kadastrale leggers moest
worden overgegaan
Voor wat betreft het optreden bij deze akten van D zonder
dat van diens relatie tot B en C bleek, verwees de Directeur
naar P.W. 15599. Aangezien de rechtszekerheid hier naar zijn
oordeel in gevaar werd gebracht achtte hij het gewenst, dat de
inspecteur der registratie en successie evenals in het geval van
P. W. 15599 was geschied deze aangelegenheid ter kennis van
de desbetreffende Kamer van Toezicht bracht. De Staatssecretaris
heeft zich met het oordeel van de Directeur verenigd
He! begrip ..authentieke akte
(Uit een arrest van de Hoge Raad van 13 Februari 1953)
In een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 Mei
1952 werd aan een door een Nederlander in Zuid-Afrika opgemaakt
testament rechtsgeldigheid ontzegd. Art. 992 B.W. stelt omtrent
geldigheid van een door een Nederlandse erflater in de vreemde
opgemaakte uiterste wilsbeschikking de eis van authenticiteit. Een
Nederlands onderdaan kan geen andere uiterste wil maken dan
bij authentieke akte, waarbij de formaliteiten in acht moeten worden
genomen, welke in het vreemde land gebruikelijk zijn.
De litigieuse uiterste wil was vervat in een akte, welke volgens
de overgelegde fotocopie grotendeels in machineschrift is vervaar
digd en voor het overige door erflater zelf geschreven. Hijzelf en
180