van de verkoper tot latere terugkoop regel. Daardoor, zegt Solon, werden de (grens)stenen aan verschillende zijden weggenomen. Men is het er niet over eens, of Solon met deze stenen bedoelde de hypotheekstèles uit de 4e eeuw, die Finlay in zijn recente studie „Land en Credit" uitvoerig behandelt. 14) Volgens F. de Coulanges is het zo: op alle akkers stond een (h)oros, een heilige grenssteen. Men heeft later gemeend, dat het hier ging om hypotheek-kenmerken, omdat het inderdaad twee eeuwen na Solon gebruik was, door een steen met inscriptie aan te duiden, dat de grond bezwaard was. Maar wat twee eeuwen na Solon gebruikelijk was, kende men vóór zijn tijd niet; hypotheek op de grond was niet bekend en de Atheners hadden er zelfs geen idee van. De (h)oros, waarvan hier sprake is, kan alleen de oude, heilige grenssteen zijn, die als een godheid werd vereerd, waar geofferd werd. Het grondbezit was ondeelbaar. Zo was het vóór Solon. Wij merkten op, dat het een zeer langzame ontwikkeling was, die in Griekenland leidde naar het instituut van de volkomen vrije particuliere eigendom. In de steden waren lang de meeste inwoners door wetsbepalingen van de grondeigendom uitgesloten. Bij de beschikbare teksten is ons niet één bekend, waaruit blijkt, dat een onvrije iets anders kon bezitten dan roerend goed en ook dat kon de meester nemen, als hij het wenste. De vreemdelingen, ook zij die in Griekenland woonden, en de vrijgelaten slaven waren evenzeer beperkt in hun vermogen om te bezitten. Evenmin was de vrouw, in welke positie of van welke leeftijd ook, gerechtigd tot eigen dom, als zij niet werd bijgestaan door een xvqioq (vader, echtgenoot, oudste zoon, ver familielid). Bij het afsluiten van burgerlijke acten trad de xvgiog op als wettelijk vertegenwoordiger. Haar eigendom was niet reëel (Aristoteles, Politiek II, 6, 11). In de drie eeuwen v. Chr. werd de particuliere eigendom zeer snel uitgebreid. Na elke oorlog en die waren er vele lokte men emigranten naar de ontvolkte streken met de belofte, dat men er huizen of grond in eigendom zou krijgen (Diodorius XV, 82 en XIV, 7). Het is begrijpelijk, dat de opvattingen omtrent het begrip eigendom zich mede sterk wijzigden. De denkbeelden die daarom trent golden bij de Atheners in de periode van Pericles of Demosthenes waren andere dan die uit nog vroegere tijdperken. Wij behoeven in documenten uit de eerste eeuwen v. Chr. niet te zoeken naar alle formules, die we in veel latere tijden ontmoeten. Het is misschien niet zo merkwaardig, maar die bepalingen, die men vanzelfsprekend vond, liet men meestal uit de acten weg. Zo komt het, dat men in die stukken vaak tevergeefs zoekt naar ophelderingen omtrent duistere punten in het recht. De documenten betreffende veelvuldig voorkomende confiscaties 167

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1954 | | pagina 3