aan cultuurgrond en bos respectievelijk 9395 ha (83 en 502 ha
werd onttrokken, terwijl 1329 ha overige gronden een andere
bestemming kreeg.
Sinds 1950 wordt bij het verzamelen van landbouwgegevens de
vraag gesteld naar wijziging in het gebruik der gronden. De
desbetreffende cijfers vertonen voor de jaren 1950, 1951 en 1952
een dalende lijn, namelijk respectievelijk 4109 ha (alleen cultuur
grond), 3629 en 3400 ha. Deze cijfers zijn echter niet voldoende
functioneel en regionaal uitgesplitst om als basis te dienen voor
een onderzoek naar de algemene richtlijnen voor het grondgebruik.
De Nederlandse bodem vormt de ruimte, waarop ons volk
zich op menswaardige wijze moet kunnen ontplooien. Bij het
zoeken naar richtlijnen mag dan ook aan geen der aanspraken op
de grond bij voorbaat voorkeur worden gegeven.
De verschuivingen waarmede het rapport zich bezig houdt,
bewegen zich namelijk van de sectoren land- en tuinbouw en
veeteelt, bos en woeste grond naar de diverse vormen van burger
lijk gebruik.
In een afzonderlijk hoofdstuk worden de sectoren waaraan de
grond wordt onttrokken, besproken. Allereerst wordt een analyse
gegeven van de belangen, welke bij deze sectoren zijn betrokken.
De agrarische sector vormt uit allerlei oogpunt een belangrijk
facet van de volkshuishouding. Zo heeft de landbouwsector in de
totstandkoming van het nationaal inkomen een aanmerkelijk en steeds
stijgend aandeel (1951: 12,1%; 1952: 13,7%). De betekenis van
de agrarische export moge blijken uit de cijfers betreffende het
export-saldo (1951: ca. f 1.645 millioen; 1952: ca. f2.005 millioen).
Zoals terecht in het rapport wordt opgemerkt, hebben wij niet
alleen met de oppervlakte agrarische grond te maken uit het
oogpunt van de productiviteit. Het vraagstuk van de bevolkings
druk in de landbouw doet zich ook gelden. Om een inzicht in
deze materie te verkrijgen, moge worden verwezenj naar een studie
van het Landbouw Economisch Instituutl) over enkele aspecten
van het kleine-boeren vraagstuk op de zandgronden (1951). Ver
meldenswaard is uit dit rapport te memoreren, dat op de zand
gronden alleen al jaarlijks 6.000 agrarisch jongeren de boerenstand
moeten verlaten, daar zij geen uitzicht hebben op een eigen bedrijf.
Wat het bos betreft, wordt opgemerkt, dat het areaal na voort
durende vermindering gestabiliseerd is op ca. 250.000 ha. Verdere
vermindering moet onverantwoord worden geacht.
Afgezien van de recreatieve waarden zijn bij de woeste grond
in vele gevallen ook natuurwetenschappelijke belangen aan de
orde. De oppervlakte aan woeste gronden daalde reeds sterk
(1900: 360.000 ha; 1950: 250.000 ha). Uit een in het rapport
opgenomen grafiek (blz. 34) blijkt, dat de oppervlakte woeste
231
l) In dit Orgaan, 11e jg. Januari 1953 besproken.