grond ongelijk over de provincies is verdeeld. De provincie Groningen en het Westen van ons land komen in dit opzicht achteraan. Behoud van woeste gronden is een punt van ernstige zorg, aldus de studiecommissie. Als conclusie wordt gesteld, dat in geen der sectoren grond gemist kan worden, integendeel er wordt behoefte gevoeld om het be schikbare areaal uit te breiden; vooral in de agrarische sector uit het oogpunt van voedselvoorziening in de toekomst. De opvoering van de productie van bestaande gronden door verbetering van de water huishouding, ruilverkavelingen, ontginningen en herontginningen, wegenaanleg e.d. zal van groot belang zijn. Voor de sectoren bos en woeste grond kan het rendement worden verhoogd door goede beheersplannen, betere ontsluiting, combinatie van andere bestemmingen met recreatie als nevengebruik. Uit het oogpunt van de sectoren, waaraan de grond zal worden onttrokken is het van belang de grond met de hoogste agrarische opbrengstmogelijkheden, respectievelijk met het grootste nut voor natuurwetenschap en recreatie het meest te ontzien. Het is dus een eerste eis de hoedanigheden van de grond te kennen (bodem- kartering!). Voorts is het zaak zo zuinig mogelijk om te gaan met de grond. De vormen van het niet-agrarisch gebruik, ten behoeve waarvan de overgang uit de voornoemde sectoren plaats vindt, kan men onderscheiden naarmate zij dienst doen voor uitbreiding van de volkshuisvestingindustrierecreatieruimtenverkeer en defensie Aan het grondgebruik voor het wonen, waarbij tevens de recreatie in en bij de woonplaats wordt betrokken, wordt een apart hoofdstuk gewijd. De totale toekomstige behoefte voor de defensie wordt geschat op 2500 ha, gespecificeerd als volgt: Oefen- en schietterreinen: 800ha; Vliegvelden: 1100 ha en Magazijnen en Verdedigingswerken: 600 ha. De terreinbehoefte voor de industrie is van belang met het oog op de noodzakelijkheid van sterke industrialisatie. Aangenomen wordt, dat jaarlijks het aantal arbeidsplaatsen met 30.000 a 35.000 toeneemt en dat per arbeider 100 a 130 m2 terrein nodig zal zijn. De jaarlijkse behoefte voor dit doel is dan gemiddeld 150 ha. Rekening dient echter te worden gehouden met de omstandig heid, dat aan de ondernemers een voldoende keuze uit verschillende vestigingsmogelijkheden wordt geboden. De totale behoefte is daarom hoger gesteld en wel op 200 ha per jaar. Naar algemene verwachting zal de verkeersintensiteit toenemen en in verband hiermede zal de oppervlakte, die ten behoeve van de verkeerssector in gebruik zal worden genomen, steeds meer de aandacht vragen. De toekomstige behoefte wordt tot 1965 geraamd 232

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1954 | | pagina 24