natenstelsel met in dit geval bv. de oorsprong in Q en de positieve x-as vallende langs de lijn QP. Aan P geven we de abscis 150,00. Dit bedrag moeten we zo groot kiezen, dat we er van verzekerd kunnen zijn dat de te verwachten werkelijke lengte voor PQ kleiner zal zijn dan 150 m, dit met het oog op het voorkomen van fouten door extrapolatie. In dit plaatselijk stelsel berekenen we de coördinaten van A en B met behulp van de basishoekenmethode of door snijpuntsberekening. Een enkele inzender heeft eerst de lengte van de lijnen PA, PB, QA en QB afgeleid, om vervolgens de coördinaten van A en B uit richting en afstand te bepalen. Dit is niet fout, maar wel om slachtig. We beschikken dus over twee stel coördinaten voor A en B: in het plaatselijk stelsel en in het gegeven stelsel. Door transformatie, waarbij A en B als aansluitingspunten dienen, worden nu de coör dinaten van P en Q berekend. De coördinaten van A en B in het door ons gekozen plaatselijk stelsel luiden: A 285,695 163,068 B 6,166 +214,116 en voor de te berekenen coördinaten van P en Q vinden we P 15672,12 —8155,67 Q 15535,25 —8117,36 De berekening wordt gecontroleerd door met behulp van deze laat ste coördinaten de argumenten PA, PB, QA en QB te bepalen en daarna te onderzoeken of door aftrekking de gegeven hoeken terug gevonden worden, 2e categorie: Verschillende inzenders hebben het tweede snij punt bepaald van de omgeschreven cirkels van de driehoeken PAB en QAB met de lijn PQ, respectievelijk C en D. 243

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1954 | | pagina 35