moet worden, en op de zeer aparte werkmethode, die door deze dienst toegepast moet worden, in vergelijking met de belasting dienst. Nu heeft de Staatssecretaris gezegd: Ik overweeg de inspec teur een andere titel te geven. Ik zou willen zeggen: wat kan dat anders zijn dan directeur van deze dienst. Blijft het ambtelijk appa raat dan zoals het nu functionneert? De Staatssecretaris stelt het voor, alsof belastingdienst en kadas ter bijna volkomen gescheiden waren, maar zij vloeien toch door lopend op de verschillende trappen samen. De divisies van de kadastrale dienst hebben immers doorlopend te maken met de directeuren van de belastingen; zij hebben niet slechts met de top van de belastingdienst te maken, maar zij zijn onderling verweven en daartegen gaat het bezwaar. Deze dienst moet een zelfstandige dienst zijn, niet verweven met de belastingdienst. Naar mijn me ning is het dan juist. De Staatssecretaris heeft tenslotte gezegd: ik wil dit nog weieens bezien. Aan die laatste uitspraak wil ik gaarne vastknopen. Ik wil gaarne accepteren, dat, nu er betere promotiekansen komen en er hopelijk in ruimere mate personeel zal worden aangesteld, dit in vloed zal hebben op de functionnering van deze dienst. Wij kun nen dus op het ogenblik geen verdere toezegging krijgen van de Staatssecretaris over de reorganisatie van deze dienst; hij wil de ontwikkeling van deze dienst in de komende jaren afwachten en wij zullen later daarop kunnen terugkomen. Ik zou de Staatssecretaris tenslotte nog willen wijzen op de rap porten, die de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde in Mei en Juni 1946 heeft gepubliceerd, en naar het rapport van de studie commissie omtrent de reorganisatie van de kadastrale dienst. Een overdruk daarvan is verschenen in het .Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde", in Augustus 1947. Hierin wordt toch wel met zeer veel argumenten, veel meer dan ik in dit korte bestek kan noe men, duidelijk aangetoond de noodzaak van een zelfstandige orga nisatie van de dienst van het kadaster. De Staatssecretaris van Financiën, de Heer Van den Berge gaat hierna in op de repliek van de Heren Vondeling en Engelbertink. Hij wijst er nogmaals op, dat de liaison met de belastingdienst zeer losjes is en dat die voor de technische dienst van het kadaster niet anders bestaat dan alleen in de allerhoogste top: de directeur- generaal van de belastingen. Het is dus niet zo, dat de bureaux van de landmeetkundige dienst in hiërarchisch verband staan met de belastingdienst. Dat is een misverstand van de geachte afge vaardigde. De parallel met de rentmeester van de domeinen gaat dan ook niet op. De kantoren van de hypotheken en het kadaster niet de technische kantoren zijn wel ingebouwd in de belas tingdienst, maar de divisies van de technische dienst hebben met de buitendienst van de belastingen geen ander contact dan het contact 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 21