de subjectiviteit van een groep of klasse, die wij meedragen in onze
gehele levenshouding, scherp als zodanig moet worden onderkend,
en noch als objectiviteit, noch als deskundigheid bij uitstek mag
worden geëtaleerd tegenover hen, die buiten zulk een groep staan,
heeft daar iets mee te maken. Ik kan nu na 23 jaar en in het aan
gezicht van de fantastische ontwikkeling die er buiten deze groep
van het kadaster want die had ik natuurlijk op het oog is
gebeurd, in alle rust en kalmte citeren. Maar op dat ogenblik, in
1931, midden in de strijd om deze ontwikkeling, was dit een sterk
geladen uitspraak.
Waarom heb ik in de jaren tussen 1921 en 1931, toen tenslotte
de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat werd gesticht, met
zo grote hardnekkigheid volgehouden in de strijd om een ontwik
keling, die een andere richting uit zou gaan, dan werd beoogd door
menigeen, die op dat ogenblik een grotere verantwoordelijkheid in
de officiële landmeetkunde van ons land droeg, dan zulks toen met
mij het geval was? Ik meen te mogen zeggen, dat dit nu, achteraf,
in hoofdzaak toe te schrijven is aan de overtuiging, die zich later
op volstrekt ander gebied eveneens bij mij heeft geopenbaard, n.l.
de wetenschap, dat historische en maatschappelijke ontwikkelingen
een zo grote kracht heben, dat ons eigenlijk geen andere taak is
toebedeeld, dan ervoor te zorgen, dat de zich vaak dwingend aan
ons voordoende ontwikkeling plaats vindt op een wijze, die niet
vernietigend is, doch bijdraagt tot een zekere harmonie in het men
selijk leven, zowel individueel als sociaal gezien. Ik wil hierbij op
een later stuk van mijn loopbaan niet ingaan, maar deze levens
houding uitsluitend toelichten aan de hand van hetgeen in de wereld
van de landmeetkunde heeft plaatsgevonden. Zulk een overtuiging,
of liever gezegd inzicht in de gronden van een overtuiging maakt
een mens, die een dergelijke ontwikkeling in de volle branding ervan
meemaakt, bovendien bescheiden. Ook al heeft men dan op een be
paald front de strijd gevoerd en ziet, zoals men dat huiselijk noemt,
dat men achteraf gelijk gekregen heeft, dan rijst daarachter ogen
blikkelijk het besef, dat dit niet is dat men iets ten goede gewerkt
heeft of dat iets plaatsgevonden heeft dank zij eigen activiteit,
doch uitsluitend dat men gepoogd heeft de wagen die al reed, en
onmiskenbaar vaart nam, getracht heeft in het goede spoor te
krijgen.
Waarom de strijd voor de ontwikkeling van de landmeetkunde in
de technische diensten en waarom daarmede nauw samenhangend
de strijd voor een verdere differentiatie in de personeelsformatie in
die wereld? Ik meen dat het antwoord hierop buitengewoon een
voudig is voor ieder die de parallel trekt met hetgeen elders in de
techniek gebeurtOok daar ziet men twee verschijnselendie men
uitdrukt in de woorden specialisatieen differentiatieNeem ik
de waterbouwkunde en in het bijzonder de Rijkswaterstaat, weer
52