betrekking tussen de wetenschappelijke centra en de praktijk van
het vak. Ik wil hier op dit vraagstuk niet ingaan, maar alleen vast
stellen, dat ik dit in mijn hele loopbaan als één van de allerbelang
rijkste problemen heb beschouwd. Mij zijn altijd bijgebleven bittere
opmerkingen van mijn voorganger, die zijn leven lang in de college
zaal kritiek had uitgeoefend op de wijze waarop het driehoeksnet
van de rivierkaart met een sextant werd gemeten zonder dat dit ook
maar enige verandering in deze werkwijze had gebracht. Het gaf
Heuvelink een zekere satisfactie, toen ik als zijn leerling en als
aannemer de Hildebrandt-Kadaster theodoliet voor dat werk intro
duceerde. Dergelijke kleinigheden kunnen iemand een richting
geven in zijn gehele streven. De combinatie in het verleden van
Meetkundige Dienst en Technische Hogeschool in één gebouw en
onder een personele unie was een kleine bijdrage tot de realisering
van dit ideaal van het verband tussen wetenschappelijk werk en
praktijk van het vak, tot zegen van beide. Indien thans op dit ogen
blik naast het Geodesiegebouw een groot complex verrijst, waarin
de Meetkundige Dienst, het Kartografisch Bedrijf van de KLM, het
Internationaal Opleidingscentrum voor Luchtkartering en de foto-
grammetrie van de Technische Hogeschool gezamenlijk zullen
worden ondergebracht, dan is hec voorstel tot stichting van dit
complex gesproten uit dezelfde geest en ontleend aan hetzelfde be
ginsel, namelijk dat een vak slechts dan deel heeft aan de weten
schappelijke ontwikkeling in de wereld, als het bereid is in het
levend organisme dat deze wetenschap vertegenwoordigt, zijn plaats
in te nemen. Dat Nederland op het gebied van luchtkartering in de
wereld een zeer behoorlijke plaats inneemt, is zonder enige twijfel
te danken aan deze combinatie van theoretisch onderzoek en prak
tijk in zo nauw mogelijke verbinding en in één wetenschappelijk
gerichte werkgemeenschap, hoe het dan ook overigens administra
tief gebouwd moge zijn.
Dat de versterking van het wetenschappelijk element in de land
meetkunde een [eit van betekenis isspreekt ook uit de instelling
van het diploma van geodetisch ingenieurDe landmeetkundige is
daarmee op het ingenieursniveau aangeland met alle consequenties,
die daaraan verbonden zijn. Het is velen bekend, dat mijn vriend
Tienstra en ondergetekende reeds in 1934 met instemming van de
Senaat van de T.H. bij de overgang van de landmetersopleiding
uit Wageningen naar Delft het voorstel hebben gedaan tot instelling
van dit diploma. Het is evenzeer bekend, dat dit voorstel op weer
stand is gestuit bij de Minister van Financiën en wel met het oog
op de personeelsorganisatie van de Kadastrale Dienst en de conse
quenties die een dergelijk voorstel voor deze dienst op dat ogenblik
zou hebben gehad. Tienstra en ik hebben ons indertijd over deze
afwijzing nogal ongelukkig gevoeld. Achteraf bekeken moet ik
eerlijk zeggen, dat de dienst van de Belastingen op dat ogenblik
56