Voorzitter: Ik vind dat er nu gelegenheid is om de vragenstellers
dank te zeggen voor hun vragen en ik meen er de conclusie
aan te mogen verbinden, mede gezien de aard van de vragen die er
gesteld zijn, dat op het betoog dat Prof. Schermerhorn voor ons
heeft willen houden, principiëel weinig aanmerkingen zijn gemaakt.
Voorts meen ik dat wij thans Ir De Boer het woord kunnen geven.
Na zijn rede zullen wij onmiddellijk pauzeren. Na de pauze krijgen
we dan de discussie over zijn rede.
Mijnheer De Boer, ik wil gaarne nog enige woorden tot U
richten.
Het is een merkwaardige coïncidentie dat Prof. Schermerhorn
ruim 25 jaar geleden van de Gemeente Amsterdam de opdracht
aanvaardde, een advies op te stellen over de inrichting van de
gemeentelijke landmeetkundige dienst aldaar en U op dit congres
63
over mee te praten. Wat de tweede opmerking betreft. In het algemeen vind ik
wel, dat in de radio-uitzendingen de technische vakken zich te weinig laten
gelden. Om echter de aandacht alleen op technische tijdschriften te vestigen is
een vrij vervelende zaak. Een algemene beschouwing zou beter zijn. De algemene
kennis onder het grote publiek ten aanzien van de landmeetkunde is vrij zwak.
Ik heb tenminste altijd de indruk gehad dat in dit vak weinig tendenzen zijn,
weinig expansieve tendenzen. Ik heb eigenlijk soms de indruk gehad, dat het zich
met een exclusief keurs omgeeft en dit reflecteert dan negatief.
En dan vriend Goëken: U vraagt lezingen te houden inzake landmeetkundige
onderwerpen en fotogrammetrie. Ik kan slechts zeggen: de mogelijkheid bestaat
in den lande. Er is een vereniging voor fotogrammetrie1 en deze tracht zich uit
te sloven om op dat terrein iets kenbaar te maken. Mijn buurman en Uw
penningmeester zit daar in en hij kan U wel verder wegwijs maken. Waarmede
deze vereniging zich zoal bezig houdt? Wel met de toepassing van al die zaken
in alle categorieën, regionaal en soms zelfs kadastraal alleen. Het publiek is
daarbij welkom, maar het komt er niet. Zo is het altijd! Dat stuit op bezwaren.
Ik gooi dus het balletje terug!
Verder had U het over het verbleken van de middelbare landmeetkundigen in
de sfeer van de andere middelbaar technische bonden, zoals de vereniging van
M.T. bij de R.W.S. en al dat soort van gezelschappen. Er zou meer licht op
moeten vallen. Uw voorzitter vroeg mij of deze vraag wel iets met mijn rede
te maken heeft. Het heeft zeker te maken met het maatschappelijk tot gelding
komen van een bepaalde maatschappelijke functie, in het algemeen gezegd het
licht moet onder de korenmaat uitkomen. Je kunt wel zeggen, dat het daaronder
zo heerlijk licht is en dan zou ik U wel geloven, maar bij de lommerd geven ze
er niets voor en de Minister van Financiën zult U heel moeilijk kunnen overtuigen
dat het onder die maat zo licht is. Deze zaak moet naar buiten toe geprojecteerd
worden. Dat is een van de noodzakelijke dingen en daarbij moet voldoende
propaganda gemaakt worden. De wereld moet duidelijk gemaakt worden wat op
het ogenblik de functie van dit vak in het maatschappelijk bestel is en daarbij
moet dan uitkomen welke enorme groei er op dit terrein zit. Een man die 70 jaar
geleden de werkzaamheden zag uitvoeren met een meetband en jalons, zal nu,
als hij dit werk weer ziet uitvoeren, zeggen: Er is niets veranderd, want toen zag
ik ze ook al zo lopen. Dit voorbeeld laat zien, hoe noodzakelijk het is, dat de
leider van het bewuste groepje pogingen in het werk stelt om de man er van
te overtuigen dat er toch wel wat gebeurd is. Het kan voor ingewijden prettig
zijn om het te weten, maar ook anderen moet duidelijk gemaakt worden wat op
het moment ons vak betekent.