dwars over een oud plan heeft zien leggen, daarbij nog onzicht
bare kadastrale grenzen verwarrende met aanwezige terreins
afscheidingen, kunnen dit ten volle onderschrijven.
Natuurlijk is er altijd, ook zonder de hulp van gespecialiseerde
krachten, gemeten en getekend en lijkt het voor een buitenstaander,
alsof alles dan toch maar op zijn pootjes terecht is gekomen. Er
staan geen huizen op een plaats, waar een kanaal had moeten
komen of omgekeerd, dat weten we wel; maar hoeveel tijd, geld
en ook goede bedoelingen er zo voor en na met slechts betrekkelijk
succes aan deze zaken zijn besteed en opgeofferd, valt niet meer
na te cijferen.
Ik heb het eens meegemaakt, dat het nodig was de ligging van
een bundel zeer belangrijke kabels te bepalen. Er kwam een serie
kaarten te voorschijn op schalen 1 200, 1 100 en 1 20, welke
kaarten op geen enkele wijze onderling voldoende waren te ver
gelijken, laat staan dat zij op het terrein te realiseren waren.
Na veel praten en passen en meten besloot het betrokken bedrijf
dan ook tot het oude hulpmiddel: graaf een sleuf tot je de kabels
gevonden hebt. De kaarten zullen wel weer zorgvuldig zijn opge
borgen.
Dit is één voorbeeld uit vele en het demonstreert mede dat het,
ook nu nog veel gevolgde, systeem dat iedere afdeling, dienst of
bedrijf op landmeetkundig gebied zijn eigen boontjes dopt, niet tot
het gewenste resultaat kan leiden.
Het is nu evenwel ook weer niet zo, dat alle werkzaamheden in
deze sector overgedragen zouden moeten worden aan een landmeet
kundige dienst. Landmeten in gemeentelijk verband is hulp bieden
aan alle andere afdelingen, diensten en bedrijven, en voor deze de
grote lijnen, het raamwerk, aangeven, zodat de betrokken technici
zelf zonder bezwaren de verdere details kunnen bepalen.
Daarom zal het vak Landmeten en Waterpassen" ook altijd een
onderdeel van verschillende studies blijven uitmaken, zoals dit b.v.
nu het geval is bij de bouwkundige en de waterbouwkundige
richting aan de Middelbare Technische Scholen.
De grens tussen hetgeen de specialist dient te doen en dat, wat
kan worden overgelaten, kan uiteraard verschillend getrokken
worden. Bij de leidingenkaarten zal dit naar mijn mening zo
opgevat moeten worden, dat de ondergrond voor dit kaartwerk, de
moederkaart, door een landmeetkundige dienst verzorgd moet wor
den. De diensten en bedrijven krijgen dan de beschikking over een
meetkundig juiste en uniforme basis, waarop zij op eenvoudige wijze
hun technische details, de buizen- en kabelnetten enz. kunnen vast
leggen. En zo zal ten behoeve van de stadsuitbreiding de landmeter
tenslotte het bouwterrein en eventueel ook de rooilijn aangeven,
waarna de bouwer zelf de fundering zal gaan uitzetten.
Dit laatste voorbeeld doet zien, dat de werkzaamheden van een
66