gewenstdat dit probleem eensuiteraard op hoger niveauzal
worden bekeken, omdat hij in de toekomst, aangesteld bij een
kleinere gemeente of andere instelling, dan een instituut zou kun
nen vinden, dat ook hem raad en bijstand kan verlenen en inlich
tingen kan verschaffen, waar dit nodig is, opdat zijn werk steeds
goede vruchten zal afwerpen en zoveel mogelijk zal bijdragen ten
algemenen nutte
Discussie rede Ir De Boer*
76
Biesma: Ik zou een enkele korte vraag willen stellen. U heeft bij het op
noemen van de diverse functie's bij de gemeentelijke landmeetkundige dienst
gesproken over naar Uw mening een middelbaar technische functie voor de chef
van de tekenkamer en de chef van een aantal meetploegen. Ik mag wel aannemen
dat U dat ook voor andere landmeetkundige diensten bedoelt.
Mag hieruit worden afgeleid dat U ook een gelijke waardering voorstaat bij
deze personen en dan resumerende een gelijke financiële waardering?
Ir De Boer: Neen! Uit het feit dat ik deze ambtenaren gelijktijdig heb
genoemd of eigenlijk naast elkaar heb gezet, mag niet worden opgemaakt dat dit
ook een algehele gelijkstelling inhoudt. Het is niet de bedoeling geweest om het
te zeggen zoals U het nu uitdrukt. Het hangt geheel van de omstandigheden
ook een algehele gelijkstelling inhoudt. Het hangt geheel van de omstandigheden
af. Ik kan mij voorstellen dat het wel eens geschiedt. Het is echter een kwestie
van personeelsbeleid. Er kan nimmer de consequentie worden getrokken dat een
chef van een tekenkamer en een chef van enige meetploegen volkomen gelijk
waardige functies zouden moeten hebben, functies die dan ook gelijk gehonoreerd
zouden moeten worden.
Bijlsma: De heer De Boer heeft gezegd, dat men op het ogenblik niet de be
schikking heeft over middelbaar opgeleid personeel. Dit ligt voor de hand, want
men kende die opleiding destijds niet. Als ik goed ben ingelicht, zijn er bij de
gemeente Amsterdam 2 ingenieurs en al het overig landmeetkundig werk wordt
gedaan door middelbaar personeel en nu wilde ik U deze vraag stellen: Dat
middelbaar personeel zal, naar ik aanneem voor een gedeelte afkomstig zijn van
de kadastrale diensten. Hoe voldoet dit niet-middelbaar-opgeleid-personeel in
deze dienst?
Ir De Boer: Bij de gemeente Amsterdam zijn thans drie ingenieurs in dienst. De
werkzaamheden moeten dus voor het overige gebeuren door middelbaar personeel
zegt de heer Bijlsma. Dat acht ik niet juist uitgedrukt. De rest moet worden gedaan
door middelbaar en lager personeel. Ik heb ook gezegd, dat naar mijn mening
op het ogenblik althans, wij, en dan uitsluitend vanuit het opleidingsstandpunt
bekeken, te maken hebben met lager personeel. Dit houdt niet in en dit heb ik ook
al gezegd, dat bij de gemeente Amsterdam geen personen in middelbare rangen
zijn aangesteld of middelbare functies zouden vervullen.
Dan stapt U over naar de kadastrale dienst en U wilt graag weten hoe
diegenen, die wij aangetrokken hebben uit de kadastrale dienst in deze functies
bevallen. Ik kan li dit zeggen: net zo goed als de anderen! Ik zie er geen
verschil tussen, li komt hiermede volgens mij wel op een zeer persoonlijk vlak.
Ik waardeer de mensen voornamelijk in verband met hun wijze van werken en
daarbij vraag ik mij niet af of ze van het kadaster komen dan wel ergens
anders vandaan.
Bijlsma: Ik heb mij misschien wat onhandig uitgedrukt, U heeft e.e.a. daaren
tegen zeer handig beantwoord. Ik bedoelde dit: Dit personeel bekleedt een
middelbaar-technische positie. Acht U dergelijk, niet middelbaar opgeleid perso
neel voldoende om dit werk te doen?
Ir De Boer: Ik heb het geheel belicht vanuit landmeetkundig gemeentelijk
standpunt, dus niet vanuit algemeen gemeentelijk standpunt. Deze heren zitten
bij ons in de middelbare technische functies. Bij de gemeente Amsterdam