soort burgerlijke stand, nu dus identificatie van grond mogelijk was
analoog aan identificatie van personen, nu ging deze kaart een rol
spelen in rechten en wijziging van rechten op de bodem, een functie
waarvoor de kaart helemaal niet bestemd was. De landmeters van
het kadaster hebben getracht, ondanks het hierop niet berekend
fundament, te voldoen aan de gestelde eisen. Iedere grensverande-
ring en vernieuwing werd apart opgemeten, al die metingen werden
geadministreerd; we zien ontstaan het veldwerkarchief, hoe langer
hoe geperfectionneerder, maar naast de kaart. De kaart werd bijge
houden, zeker, maar hoe langer hoe meer werd deze beschouwd
als een grafiek door leken niet te hanteren. Landmeters gingen de
kaart als een bijzaak beschouwen; als zij de oppervlakte maar
konden bepalen, de grenzen vastleggen zoals ze dat noemden, dat
wil zeggen weer op het terrein uitzetten, dan interesseerde de kaart
hun matig.
We zien een tweede ontwikkeling. Openbare lichamen, gemeen
ten, provincies, waterschappen, gingen de kadastrale kaart gebrui
ken voor hun wegen, waterlopen, stads- en dorpsuitbreidingen,
rooilijnen enz., een functie waarvoor de kaart in het geheel niet
bestemd was. Ook in deze behoefte trachtten de landmeters te
voorzien door nieuwe, betere kaarten te vervaardigen. Ik kan U niet
alle fasen van deze ontwikkeling schilderen. Er is steeds een strijd
geweest, een enthousiaste strijd vaak, om met gebrekkige kennis en
opleiding, met leiding door, vroeger althans, in de eerste plaats
fiscaal georiënteerde chefs, te voldoen aan de eisen van de samen
leving. En hieraan is, ondanks alles, zo goed voldaan dat de ge
breken voornamelijk gevoeld werden door de landmeters en dat
hun alarmkreten en hun propaganda steeds beantwoord werden
met: „maar wat willen jullie, het gaat immers goed".
In zoverre heeft het kadaster gewerkt als een monopolie, als de
enige algemene organisatie op landmeetkundig gebied in ons land.
Particuliere landmeters, behoudens kleine baasjes op het platteland,
konden geen werk vinden, bij gemeenten en elders was de kennis
en belangstelling voor de landmeetkunde ontstellend klein. Sommige
gemeenten dachten in de behoefte aan kaarten te kunnen voorzien
door de vervaardiging aan te besteden, zoals je een brug aanbe
steedt. Als je daar dan eens naar informeert, halen ze de kaarten
als reliquieën voor de dag; gebruikt zijn ze niet, omdat de ge
meenten niet beschikten over ter zake kundigen. Ook zeggen ze
,,als we een grens willen weten, vragen we die wel aan de land
meter". Slechts in de laatste tijd zien we deze alleenheerschappij
doorbroken door de opkomst van meetdiensten bij openbare licha
men.
De algemene lijn van de ontwikkeling van het kadaster is fiscaal,
administratief-juridisch, sociaal-economisch.
Stel U voor zo'n landmeter uit de oude tijd, laat ons zeggen 1860.
79