werd toevertrouwd. Dat de techniek daarbij zelve op een hoog peil stond, zou ik ook niet graag beweren. Nog erger was het m.i. ge steld bij de voorbereiding van grote werken. Dit werd toevertrouwd aan jonge opzichters en de ervaren technisch ambtenaar was hier voor eigenlijk te goed. Slechts in tijden van slapte, werd ook hij wel eens beziggehouden met enige metingen. Van het maken van kaarten als voorbereiding van grote werken, was in die tijd geen sprake. Men projecteerde eenvoudig op het terrein. De as van een weg werd met piketten op het terrein aangeduid en aan die lijn werd de situatie met loodlijntjes aangemeten, ofwel men zette zonder enige kartering, direct van deze as uitgaande, de grens van onteigening uit. Van een opmeting door een technische dienst was eigenlijk geen sprake en men riep dan later het Kadaster te hulp voor de kadastrale toepassing van de nieuwe op het terrein uitge zette grens. Ik herinner mij nog levendig de ontmoedigende dis cussie die ontstond, toen ik op uitnodiging van de Hoofdingenieur- Directeur van de Algemene Dienst, ir W. F. Stoel, in de vergade ring van Hoofdingenieur-Directeuren van de Rijkswaterstaat trachtte duidelijk te maken waarom specialisatie in de landmeet kunde ook nuttig was. Een eresaluut van deze plaats aan ir Stoel die thans op zeer hoge ouderdom nog altijd met belangstelling de ontwikkeling volgt en die begrip had voor de eisen die een ontwik kelende techniek ook op dit beperkte veld steldelijkt mij alleszins op zijn plaatsIk kreeg in dat hoogste College van de Rijks waterstaat de indruk voor een uiterst zwakke zaak te strijden. Hier wil ik slechts deze gebeurtenis memoreren als een symptoom van de waardering van dit vak in het belangrijkste inge nieurscorps van ons land van die tijd. Later hoop ik er te bevoegder plaatse nog eens uitvoerig op terug te komen. Bij gemeenten was het, met uitzondering van Amsterdam, als het kon nog droeviger gesteld, en de openlijke demonstratie van het peil van het vak kon nooit beter worden verkregen, dan door een nauwkeurig onderzoek van hetgeen aan de MTS in die tijd werd gedoceerd, hoewel ook hier een enkele uitzondering moet worden gemaakt. Indien ik dan ook spreken moet over de groei van de functies van bepaalde cate gorieën in de landmeetkundige wereld, dan ben ik bijna geneigd om te zeggen, dat deze groei in de laatste 30 jaren aan de technische zijde plaats gevonden heeft vanuit een bijna levenloos embryo. Het is dan ook geen wonder, dat de kadastrale landmeetkundige wereld in die jaren op het standpunt stond, dat er eigenlijk buiten het kadaster landmeetkundig vrijwel niets mogelijk was. Ik wil hier op de bijzonderheden niet ingaan, maar ik kan U verzekeren, dat ik in de strijd om de verheffing van het vak aan de technische zijde tengevolge van dit monopolistisch streven van kadastrale kringen nogal wat bittere momenten heb beleefd en het zinnetje, dat ik straks citeerde, uit mijn rede in 1931 waarin gezegd wordt, dat ook 51

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 9