tengevolge uit te betalen bedragen voor schadevergoeding moesten in het plan van ruilverkaveling worden opgenomen. En omdat de regeling van de pacht en ook de opheffing ervan tegen schade vergoeding in het plan van ruilverkaveling moesten worden opge nomen, kon de pachter, als hij in zijn belangen werd geschaad, tegen dit plan van ruilverkaveling bezwaar indienen en deze be zwaren aan de rechtbank voorleggen. Vanaf 1937 had de rechter bij de behandeling van deze bezwaarschriften rekening te houden met het bestaan van de pachtwet en hij hield daar ook rekening mee, getuige de soms enorme bedragen, welke als schadeloos stelling aan de pachter werden toegekend bij opheffing van de pacht of bij toedeling van pachtkavels van kleiner oppervlak dan door de pachter waren ingebracht. Toch gaf de omschrijving van art. 19 der wet van 1938, later 1941, de pachter niet veel houvast en dit is dan ook weer de reden, waarom in de nu verschenen wet nog een stap verder werd gedaan. Bij deze wet is een gehele paragraaf (art. 18 tot en met art. 27) aan de regeling van de pacht gewijd. De scherpzinnige lezer, die zulks nog niet wist, zal ontdekt hebben dat bij de nieuwe ruilverkavelingswet het plan van ruil^ verkaveling is gesplitst en wel in a. het plan van toedeling; b. de lijst der geldelijke verrekeningen. Middels bezwaarschriften kan de pachter zijn eventuele be zwaren tegen het plan van toedeling of tegen de lijst van geldelijke verrekeningen aan de rechtbank voorleggen, die evenals bij de 100 Art. 18. (1) Iedere pachter van tot het blok behorende onroerende goederen heeft recht op het in pacht verkrijgen van een waarde in kavels naar dezelfde maatstaven, als in de artikelen 10 en 11, le lid, voor de toedeling in eigendom zijn bepaald. (2) Bestaande pachtverhoudingen blijven zoveel mogelijk gehandhaafd. Wanneer het belang van de ruilverkaveling zulks dringend vordert, kan de plaatselijke commissie, na goedkeuring van de centrale commissie, een bestaande pachtverhouding opheffen en een nieuwe pachtverhouding vesti gen, in dier voege, dat aan een verpachter een nieuwe pachter uit de in het le lid bedoelde pachters wordt toegewezen. (3) De plaatselijke commissie bepaalt tot welk tijdstip de uit een nieuw gevestigde pachtverhouding voortvloeiende pachtovereenkomst zal gelden, en of deze overeenkomst, indien zij voor korter dan de wettelijke duur zal gelden, voor verlenging vatbaar zal zijn. Enz. enz. Art. 73. Zodra omtrent alle geschillen over de rechten betreffende tot het blok behorende onroerende goederen onherroepelijk is beslist, wordt de lijst van rechthebbenden door de rechtbank gesloten. Art. 82. Het plan van toedeling houdt in: 4e. de ingevolge art. 18 gehandhaafde, opgeheven en gevestigde pacht verhoudingen, onder vermelding van de in het 3e lid van art. 18 bedoelde bepalingen inzake de duur en de verlengbaarheid der pachtovereenkomst. Art. 100. De lijst der geldelijke verrekeningen houdt in: 3e. de geldelijke verrekeningen voortvloeiende uit de toepassing van art. 18.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 10