-I- 200; hiermede voorkomen we dat er negatieve ordinaten zullen
optreden. Aan 89 geven we als abscis de op het bijblad uitgepaste
afstand 9089.
Ook kunnen we als plaatselijk stelsel kiezen het reeds op het
plan voorkomende ruitennet; we plaatsen coördinaatgetallen bij
de ruitlijnen en bepalen vervolgens door uitpassing de coördinaten
van 89 en 90 in dit stelsel, (a)
Voor de uit te voeren transformatie van het hulpstelsel naar
het plaatselijk stelsel dienen de punten 89 en 90 als aansluitings-
punten.
Is ook deze stap volbracht, dan kaarteren we met de nu ter
beschikking staande gegevens de ontbrekende punten op het plan,
waarna we natuurlijk niet vergeten na te gaan of de op de veld
werken 101 en 102 voorkomende maten in de zijden 90862 en
865868 voldoen.
Thans zijn we gekomen aan de beantwoording van de tweede
vraag. Dit is de uitwerking van de opgave coördinatenberekening
II. Kennelijk is hiervoor hetzelfde driehoeksnetje gebruikt als voor
de kaarteringsopdracht. Alleen zijn hier de coördinaten van 89 en
90 in een plaatselijk stelsel gegeven (het ruitlijnenstelsel op het
bijblad).
We berekenen eerst de coördinaten van alle veelhoekspunten
in een hulpstelsel, waarvoor we hetzelfde stelsel kiezen als ge
nomen is in de beschrijving van de kaartering. Aan de opgegeven
maat voor de zijde 89868 schenken we voorlopig geen aan
dacht. Als uitkomsten vinden we:
868 2657,394 426,688
865 1675,754 986,857
862 1093,792 218,912
860 1016,825 1281,701
90 266,220 578,732
Vervolgens transformeren we naar het in deze opgave gegeven
plaatselijk stelsel; 89 en 90 zijn vanzelfsprekend weer de aanslui-
tingspunten.
De gevraagde coördinaten luiden:
860
928,02
179,02
862
1044,80
62,02
864
978,40
66,46
865
4- 895,64
71,82
868
4- 861,58
4- 100.18
Er zijn enige inzenders, die de lengten der driehoekszijden in het
hulpstelsel hebben berekend. Door middel van een polygoonbere
kening bepaalden zij daarna de coördinaten van de veelhoekspun
ten in het hulpstelsel. Dit is omslachtig; met basishoekenmethode of
111