de toekomst ook moeten vervullen,, zowel ten kantore als te velde.
Om voor deze overgangsfunctie een nieuwe titel te bedenken, lijkt
mij de minst moeilijke taak.
Vooral de landmeter dient hier zijn volle medewerking te ver
lenen. Oude vooroordelen moeten opzij worden gezet, als zijnde
uit 'de tijd. Zeer terecht zei Prof. Schermerhorn in z'n inleiding:
„Men zal hier moeten geven en nemen en waarschijnlijk meer
geven dan nemen/*
Vanzelfsprekend zullen ook hier de overgangsrangen mettertijd
weer verdwijnen. Evenals bij de landmeters, zullen de in dienst
zijnde jongeren zich moeite moeten getroosten ter verwerving van
de nodige kennis om op hun beurt over te stappen in de nieuwe
functie ter vervanging van de huidige landmeter.
Aan M.T.S.-ers heeft de Kadastrale Dienst geen behoefte! Méér
nut zal men hier hebben van in de dienst gegroeid personeel, omdat
het Kadaster specialisten op dit gebied nodig heeft, welke gemak
kelijk met een aanvullende cursus kunnen worden gevormd.
Een M.T.S.-opleiding zal naar alle waarschijnlijkheid een te
veel aan kennis op ander gebied geven, waardoor vanzelf weer het
zo nadelige „wegzwemmen" komt opduiken. Het emplooi van deze
krachten ligt niet meer bij Waterstaats- en Gemeentelijke diensten
(weg- en waterbouw, grondwerken, enz.).
De toelatingseisen voor het C.T.O. zouden verzwaard moeten
worden en de opleiding uitgebreid en verlengd. Eerst dan is een
volledige doorstroming naar de hogere rangen mogelijk en vol
doende promotiekans verzekerd.
Dat alleen is de weg om geschoold personeel, met liefde voor
z'n vak, te krijgen en, wat meer zegt, ook te houden.
Voor een goed opgezette dienst is dit een dwingende eis, wil hij
een fris en levend geheel vormen.
Voeg daar nog een juiste werkverdeling bij en het Kadaster zal
alles op dit gebied kunnen opvangen.
Februari 1955. A. BIJLSMA.
Personalia en Mutaties
Personalia*
Voor het in Mei en Juni in te stellen toelatingsonderzoek naar
de geschiktheid en bekwaamheid voor de opleiding tot het ambt
van tekenaar van het kadaster is de volgende commissie benoemd:
lid en voorzitter: C. D. Wolters, Ingenieur-Verificateur van
het kadaster te Arnhem; tot leden: Ir C. W. Moor, Landmeter,
le klasse, van het kadaster te Rotterdam; Ir H. L. van Gent,
Landmeter van het kadaster te 's-Gravenhage en Mej. C. A. C.
Best, Landmeetkundig ambtenaar A van het kadaster te 's-Graven-
122
I