waarde van het voortbrengend vermogen van de landen zou worden gewogen. Grondbelastingpacht in Drente. Ditzelfde stelsel van zeer grove waardeverschillenbepaling had nog lang een taai leven. Toen de Gedeputeerde Staten van Drente in 1602 besloten, voortaan de grondbelasting te verpachten „bij morgentaelen", werd er reeds bij voorbaat rekening gehouden met de waardeverschillen tussen het bezaaide zandland en de veen- landen. 5) Veengrond werd voor de derde penning minder dan de essen in de impost aangeslagen, en vermoedelijk kregen de afzonderlijke eigenaren gelegenheid tot eigen aangifte van hun oppervlakte bouwland, want de ingezetenen van Buddingewolt vroegen in begin 1602 vaststelling van de vergelijkende morgen tallen met de plaatselijke gebruikelijke maat, zoals „einen onparty- digen landtmeter opt gelyckmetichste sulden vinden". Voor Bud dingewolt werd elke morgen gelijk gesteld met drie Groninger mudden zaailand, elke mudde met 160 roeden, elke roede van 14 holtvoet. Elders werd het „steenwycker mudde" gerekend op 250 roeden, „elcke roede van dien op sestien holtvoet" (ca. 3.83 m). De eigenaren konden dus zelf enigermate nagaan, voor welke oppervlakten zij moesten worden aangeslagen. Waar de belasting pachter vermoedde, dat de eigenaar voor een te klein morgental in de grondbelasting was aangeslagen, het hij door de beëdigde landmeter de grootte van het betrokken zaailand nameten. Meer malen gebeurde het dan, dat eigenaar en belastingpachter de over maat samen deelden: de helft van het te weinig betaalde behoefde de pachter niet te ontvangen, de andere helft verantwoordde hij niet in de boeken en kwam in zijn particuliere kas terecht. Deze knoeierijen in de heffing van de grondbelasting trachtte de Drost tegen te gaan, door een ordonnantie tot meting van eigendommen op de essen, met bevel aan de landmeter „de esschen niet int gene rale maer acker voer acker, van begin totten einde van de esschen, particulierlick te doen meten De voorschriften, aan de belastingpachters gegeven t.a.v. op meting in twijfelgevallen, werden nogal eens misbruikt om de eigenaars te bewegen, door het geven van steekpenningen aan de pachters deze van de opmeting te doen afzien. Zo bleven grote oppervlakken land onopgemeten, zodat ze niet voor de juiste maat in de belastingregisters voorkwamen en dus niet in de afdracht van de belastingpachters aan het Landschap waren begrepen. De onjuistheden en onzekerheden deden in 1615 de Ridderschap be sluiten tot het doen uitvoeren van een „generale metinge" der „besaijde" landen. Hiertoe moesten de dingspillen elk voor zich een metingsontwerp doen gereedmaken, zodat alle ontwerpen op de eerstvolgende landdag konden worden besproken. Wat deze be spreking heeft opgeleverd, is mij onbekend, maar wel werden 95

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 5