omstreeks 1640 in Drente uitgebreide op metingen verricht in ver band met de verponding. In 1640 en 1641 mat de Alkmaarse land meter Bommer de es van Dwingelo, van welke opmeting het veld werk en het verpondingsregister bewaard gebleven zijn. 6) Perceelsgewijze prae-kadasters* In het voorgaande zagen we, dat langzaam maar zeker ook bij de betaling van de grondbelasting het accent meer en meer ver schoof vanuit de collectiviteit naar de bemoeienissen met de afzon derlijke grondbezitter. Inrichting van een perceelsgewijze grond boekhouding werd in verscheidene delen van ons land als een noodzakelijke moderniteit gevoeld en met name in Zeeland en Limburg was op dit terrein in het begin van de 18e eeuw het al lange tijd zo, dat de meeste heerlijkheden over een bunderboek (Limburg) en grote landstreken over een overloper (Zeeland) de beschikking hadden. In Limburg bergen de gemeentearchieven een schat van gegevens in grondregisters, die hier Maetboeck, daar Generaele Meetinghe, elders Boenderboeck worden genoemd, en alle tot in onderdelen de eigendommen der onderscheidene eigenaren vermelden. In Gennep kwam ik een merkwaardige aan duiding tegen: in stukken uit 1718 is sprake van het ,,Feld- cadaster", een der weinige malen dat in de tienduizenden stukken over de landmeterij van voor de komst der Fransen het woord kadaster te lezen was. In het gemeente-archief van Meerlo is een nagenoeg volledig belastingkadaster voorhanden: een Boender- boek der heerlijkheid met specificatie van alle afzonderlijk gemeten percelen, een kaartenboek met beschrijving van deze percelen van de hand van landmeter Adam Blom en een schatcedule, alle uit de jaren 1750. Trouwens, landmeter Jean Bollen uit Limmel bij Maastricht (over wie naar ik meen bij de Technische Hogeschool een scriptie door een geodetisch ingenieur is ingeleverd) mat al omstreeks 1700 voor dergelijke kadasters onder Opspringen, Spau- beek, Geleen, Urmond En dan niet te vergeten de grondboeken, in enige delen van Limburg voor belastingdoeleinden opgemaakt op last van het bureau der algemene opnemingen, waarna er sommige zijn bijge houden tot 1792. In de steden op grondslag der opbrengst. De vaststelling van de grondbelasting in de steden gebeurde op een geheel andere basis dan die ten plattelande. Was buiten de verponding op de ongebouwde eigendommen het meest-belangrijke element van de grondbelasting, in de steden was deze een te verwaarlozen factor. Nagenoeg ieder stuk onbebouwde grond was onderdeel van een eigendomsperceel, waarvan de opstal het meest- waardevolle part uitmaakte niet alleen, maar waarvan de huur- 96

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 6