Van kef verenigingsbestuur
Abnormaal personeelsverloop bij de Landmeetkundige dienst van
het Kadaster en de oorzaken daarvan»
De nieuwe personeelsformatie van de Landmeetkundige dienst
heeft reeds enige jaren in het middelpunt van onze belangstelling
gestaan.
Dit gold niet alleen voor ons Bestuur. Het gold in even grote
mate voor de leden van onze vereniging als voor die van andere
vakorganisaties.
Op afdelingsvergaderingen, welke wij bezochten en op de Alge
mene Vergadering vormde de personeelsformatie steeds weer het
belangrijkste agendapunt.
Niemand zal kunnen tegenspreken, dat ons geduld lang op de
proef is gesteld. Voor het Bestuur was het moeilijk, de gemoederen
in het corps rustig te houden.
Wij begrepen die onrust. Herhaaldelijk hebben wij de desbetref
fende autoriteiten aan het Ministerie van Financiën er van in ken
nis gesteld. Meermalen gingen wij naar huis met de gedachte,
dat onze uiteenzettingen weinig indruk maakten.
De onrust onder de landmeetkundige ambtenaren is reeds be
gonnen vóór de intrekking van de verleende titels technisch
ambtenaar" en technisch ambtenaar le klas"., hoewel dit feit om
meer dan één reden buitengewoon onaangenaam was voor de
betrokkenen.
De volkomen onjuiste waardering van de landmeetkundig amb
tenaar in het nieuwe Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksamb
tenaren 1948 werd voor deze, naarmate de jaren verstreken, in
financiëel opzicht een ramp!
Juister ware het geweest, het verschil in salariëring tussen land
meetkundige ambtenaren en landmeetkundige ambtenaren A min
der groot te maken: uitgedrukt in de schalen van het toenmalige
Bezoldigingsbesluit resp. 380,en 420,
Ook van de kinderziekten van het in 1951 ontworpen en in
gevoerde Ambtenarenbesluit Belastingdienst werd de landmeet
kundig ambtenaar tot op zekere hoogte de dupe.
Bevordering na het in dat besluit met goed gevolg afgelegde
examen kreeg slechts één op de vijf candidaten. Gezien de aard
en het niveau van hun ambtelijke werkzaamheden mag men^stel
len, dat deze geringe promotiekansen (5 plaatsen per jaar) niet op
redelijke gronden verdedigbaar zijn en waren.
Op deze punten hebben wij, ondanks verschillende requesten
en klemmende betogen, geen enkele verbetering kunnen bereiken.
Reeds omstreeks 1950 bleek duidelijk, dat de personeelsformatie
128