bij de Landmeetkundige dienst topzwaar was en dus niet houd baar. Dat het ruim vijf jaar moest duren, voor en aleer men een omschakeling aanvaardde, is voor ingewijden wel begrijpelijk, maar daarom nog niet te aanvaarden. Natuurlijk is gedurende deze vijf jaren de personeelssituatie aanmerkelijk slechter geworden. Pijnlijk en onvoordelig voor ons, heeft men evenwel aan deze verwachte omschakeling al onze ver langens en wensen opgehangen. Deze negatie heeft gevolgen gehad voor de dienst. De groeiende onrust werd ontevredenheid en eindelijk verbittering. Van 1 Januari 1954 af tot nu, dus binnen anderhalf jaar hebben 60 landmeetkundige ambtenaren en aanstaande landmeetkundige ambtenaren de dienst van het Kadaster verlaten. Dat is bijna 15 van het gehele corps. In 1954 traden 36 uit de gelederen, in het eerste halfjaar 1955 reeds 24. Dit jaar zal het aantal naar andere diensten overgaanden dat van 1954 sterk overschrijden. Een toenemende onderbezetting van verschillende bureaux is het noodwendig gevolg. Verplaatsingen en detacheringen heffen dit euvel niet op. Een belangrijke uitbreiding van de ruilverkavelingsarbeid, door de noodzaak geëist, vraagt eveneens vele landmeetkundige krachten. Met bovenstaande nuchtere feiten en cijfers en met onze kennis omtrent de onrustbarende toename van de achterstand in het kadastrale werk (in 1954 nam deze met 10 toe!) gingen wij naar de vergadering van de Bijzondere Commissie voor Geor ganiseerd Overleg op 19 April jl„ waar de personeelsformatie en enkele van onze wensen tegelijkertijd in behandeling zouden komen. De organisatievertegenwoordigers verklaarden de voorstellen van het Ministerie van Financiën onaanvaardbaar. Deze bete kenden in elk geval een discriminatie en toekomstige degradatie voor de huidige landmeetkundige ambtenaren en landmeetkun dige ambtenaren A. Een latere opmerking van een vertegenwoor diger van het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat ,,in de toe komst de volledig middelbaar opgeleide kracht bij het Kadaster werkzaamheden zal overnemen van de huidige landmeetkundig ambtenaar A, werkzaamheden, die deze te veel heeft overgenomen van de academisch gevormde landmeter", bewijst dit. Wij vrezen dat hier eenzelfde spel zal worden gespeeld, zoals dat reeds gespeeld is met betrekking tot de aanslagregelende ambtenaren in de belastingdienst. Het is begrijpelijk, dat in het vakorgaan van de A.B.V.A. de vraag wordt gesteld, of er m.b.t. bedoelde besprekingen op 19 April nog wel sprake is van georganiseerd overleg. Er was geen ruimte voor een gesprek. De examencommissie voor het toelatings onderzoek voor een in te stellen overgangsvakcursus was reeds 129

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 3