zijn samengesteld. In mijn Maastrichtse jaren heb ik eens thuis met behulp van een „canivet de la sphère" (van de heer Heines) uit minuutveldwerken der oorspronkelijke opmeting een nieuw plan 1 a 1000 gemaakt. De resultaten bleken zó verbluffend goed te kloppen met de uitkomsten van de opmeting in de dertiger jaren van de op het terrein nog aanwezige eeuwenoude „kop- scheidingen", dat de kaart op aanraden van de tóenmalige Ingenieur-Verificateur na bijmeting en bijkaartering der supple- toire grenslijnen en gebouwen als nieuw bijblad in het kadastraal archief is opgenomen en nóg dienst doet. Laten wij dus voor zichtig zijn met het vellen van een oordeel in ongunstige zin over het meetwerk der eerste practijklandmeters van het kadaster. Met betrekking tot de betaling van de landmeters per bunder opgemeten terrein (in de steden en de dorpen werd het loon anders berekend), moet niet vergeten worden, dat het salaris van de meeste 18e eeuwse landmeters veelal gegrond was op de geleverde prestaties. Iets. dat trouwens aan die nogal individualis tische tijd eigen was. In de Koninklijke Bibliotheek berust een brochure uit de vorige eeuw over de Instandhouding van het Kadaster, geschreven door een onbekende, die klaarblijkelijk de oorspronkelijke metingen nog heeft zien gebeuren. Het is instructief, te lezen wat hij zegt over de beloning van de landmeters van het Kadaster uit de periode van vóór 1830: „De landmeters van het Kadaster bij de oorspronkelijke meting „mogten ondervinden dat hunne moeijelijke en vermoeijende werk- „zaamheden goed beloond werden; daarbij kwam een streng toe- „zigt door de ingenieurs-verificateurs uitgeoefend, zoodanig dat „men nu nog op bijna elk plan, de uitkomsten der metingen voor stellende, eene verificatielijn kan ontwaren15 Al was het geweldige werk van de kadastrering in eerste aan leg alleen maar nodig voor de in onze ogen misschien wat grove schatting ten behoeve van een billijker heffing van de grond belasting, dit betekende niet, dat de opmeting en kaartering door de in de 18e eeuw gevormde en in de verpondingswerkzaamheden uit de periode 18061810 gespecialiseerde practijklandmeters eveneens nogal globaal plaats vond. Er wordt in onze tijd geklaagd over het gebrek aan voor hun taak berekende meetkrachten en de achterstand in de uit te voeren metingen wordt steeds groter. In het vooroorlogse rapport, uit gebracht aan de Commission permanente du Cadastre de la Fédé- ration Internationale des Géomètres, kon de Nederlandse sectie nog triomfantelijk schrijven, dat het Nederlandse kadaster tot op de dag bij is; „Nous sommes heureux de pouvoir le constater" voegde de rapporteur er nog aan toe. Die dagen zijn helaas voorbij en soms zijn we er zelfs bang voor, dat de omstandigheden zó somber zullen worden, dat men de klok een eeuw terugzet. Want wat gebeurde er na de totstandkoming van het perceels- 135

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 9