wel te kunnen, maar zegt 40 regels verder, dat ter verzekering
van een behoorlijk aantal technische ambtenaren een studietoelage
voor een bepaald aantal jongelui overweging verdient (dit alleen
voor het geval, dat de M.T.S, geen gegadigden voor het Kadaster
zou opleveren
Ook dit bestuur vreest dus eigenlijk, dat de M.T.S.-ers zich niet
in grote getale bij onze diensten zullen melden,
In het gewraakte artikel van K. L. staan een aantal verdacht
makingen, die wij niet kunnen negeren,
In de eerste acte speelt het thema:
,,De vroegere tekenaar, thans landmeetkundig ambtenaar van de
.velddienst heeft een dure opleiding gehad. Hij verricht slechts
.tamelijk eenvoudige veldwerkzaamheden. Bovendien is er onrust
.veroorzaakt door deze opleiding".
Wij hebben het weerlegd.
Thans de tweede acte:
,,Een permanente dienstopleiding spot met alle beginselen van
.economie en efficiency,
,,Bij een dergelijke dienstvakcursus blijft de onrust bestaan."
Men ziet het. Hetzelfde thema en vrijwel dezelfde bewoordingen.
Zakelijk verweer hiertegen is niet alleen het meest stijlvol, maar
sorteert ook het meeste effect.
Wij verwijzen dus naar pag. 81 en 82 van het verslag van het
Congres van middelbare landmeetkundigen te Utrecht, waar de
spreker D. de Groot, een door niemand te betwisten autoriteit in
onze Nederlandse Landmeetkundige samenleving, o.m. zei:
Dit is een pleidooi, afgestemd op de realiteit en op de practijk
van onze eigen dienst. Het werd uitgesproken door een bij uitstek
tot oordelen bevoegde deskundige.
Met de dienaangaande alom bekende mening van de Directeur-
Generaal van de Belastingdienst en de Inspecteur van de Hypothe
ken en het Kadaster, gevoegd bij bovenstaande opvatting van de
heer D. de Groot, is er dus voorshands geen reden tot onmid-
176
Ons bureau heeft nu een ervaring van een veertiental jaren met de opleiding
van verschillende categorieën van mensen en het werken met landmeetkundigen.
Dit is langzamerhand gegroeid. Ik heb daaruit geleerd, dat voor ons bedrijf de
middelbare ambtenaar geschikt is en de mening gevormd, dat hij voor het ge-
hele kadastrale bedrijf geschikt kan worden wanneer aan vooropleiding, op
leiding en leiding zekere eisen gesteld worden. Z«oals dit bij onze dienst ge
groeid is, moet dit ook bij de andere werkzaamheden groeien en daar een
continue voortzetting van de kadastrale dienst noodzakelijk is, kan dit groeien
slechts langzaam zijn. Want de landmeter van het kadaster, die gewoon is alles
zelf te doen, zal moeten leren anderen het werk te laten uitvoeren waarvan hij
overtuigd is) dat hij dat veel beter kan. En dat is inderdaad zo, ik weet er alles
van hoeveel zelfbedwang er voor nodig is om stuntelige beginners het werk niet
uit handen te nemen. Ik ben van mening dat het zwaartepunt van de opleiding
van de toekomstige middelbare ambtenaar toch steeds moet blijven liggen in de
dienst zelf, zowel wat de technische als de administratieve kant van het werk
betreft. I