een verkeersovertreding zou begaan en een conducteur knipt het
kaartje van dezelfde Minister. In deze gevallen behoeft daaraan
geen Hoofdcommissaris of een hoofdambtenaar van de Spoor
wegen te pas te komen.
Is het Bestuur van K. L. bevreesd, dat men ons voor een
landmeter of G.I. zou aanzien, omdat de verbodsbepaling van om
gang met het publiek niet altijd stringent te handhaven is?
Indien dit zo is dan zal men hieraan moeten wennen en moet
de vrees, dat een l.a. door zijn houding, gedrag of optreden de
hoogheid van het ambt van de landmeter in discrediet brengt,
maar op de 'achtergrond geschoven worden. Het zal in de practijk
wel meevallen.
Dat de taakverdeling bij drie groepen moeilijker is dan bij twee,
willen wij niet betwisten.
Niettemin zien wij dit toch niet als een ernstig bezwaar.
Wij zien namelijk de positie van de geodetisch ingenieur in de
toekomst zo, dat zijn metende functie steeds meer op de achter
grond zal geraken.
Wil hij werkelijk volledig-leiding-gevend-ambtenaar zijn, zoals
het Bestuur van K. L. hem terecht noemt, dan zal hij de uit
voering van kadastrale metingen aan het hoofd van twee meet-
arbeiders voor een belangrijk deel aan anderen moeten overlaten.
De breedvoerige wijze, waarop het Bestuur van K. L. is in
gegaan op de personeelsopbouw in de toekomst, dwong ons deze
uiteenzetting uitvoerig te weerleggen.
Hierdoor zijn wij niet in staat in één Orgaan een overzichtelijk
beeld te geven van ons eigen standpunt.
Wij blijven onverzwakt ijveren voor het terug verkrijgen van
de technische rangen voor het gehele corps en een permanente
dienstopleiding voor de middelbare toprangen, in de geest zoals
de heer D. de Groot deze heeft geschetst op het Congres te
Utrecht.
In het 'November-nummer van ons Orgaan zullen wij onze visie
geven op recrutering, opleiding en een evenwichtige personeels
opbouw bij de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster.
HET BESTUUR.
BLADVULLING
't Kadaster schijnt een dambord: dag en nacht.
Wij zijn de stenen in der leiding macht.
Men schuift ons heen en weer, maakt dam en slaat,
Tot stuk voor stuk elk in zijn doosje gaat.
Vrij naar OMAR KHAYYAM.
179