Gegeven coördinaten
XA 961,43 XP 982,47
Ya 4- 28,27 YP 4157,63
XG 492,53 X 4427,82
Yg 123,72 Y 121,67
Verstrekt wordt een formulier veelhoeksberekening. Het ge
bruik daarvan is evenwel niet verplicht.
Examen landmeettechnicus N,LF. 1955»
Kaarttekenen. 13 April 9.0012.00 uur.
Gevraagd werd een veldwerk te kaarteren op schaal 1 500,
zonder berekeningen uit te voeren. Met behulp van een reeds
gegeven coördinatennet was de stand van de figuratie aange
geven. Voor de beschrijving en opwerking van de tekening waren
richtlijnen gegeven.
Kaarttekenen. 13 April 13.3015.00 uur.
Gevraagd werd een dwarsprofiel te berekenen en vervolgens
te kaarteren op schaal 1 200, waarna de tekening diende te wor
den opgewerkt volgens de bijgevoegde aanwijzing.
Landmeten en waterpassen. 13 April 15.1516.45 uur.
1. Hoeveel centesimale graden bevat een hoek van 2,24 radialen?
2. Bij een doorgaande waterpassing (bouten A, B, C, enz.) is in
de laatste slag van de eerste sectie achter afgelezen: 2143 en
voor: 0038. De afstanden waren respectievelijk 30 en 28 m.
In de waterpassing van B naar C wordt nu de laatste slag
overgenomen.
a) Schrijf in een waterpasstaat de laatste slag van de sectie
AB en de eerste van de sectie BC op.
b) Welke voor- en nadelen heeft deze methode boven het in
de sectie BC gewoon doorgaan met een nieuwe slag van
B uit?
3. Maak tekeningetjes van waarnemingen bij landmeetkundige
instrumenten: a. door schatting van onderdelen, b. door sym-
metrieïnstelling, c. door coïncidentie-instelling.
Geef van elk een eenvoudig voorbeeld uit de praktijk. Welke
van de drie methoden is het nauwkeurigst en waarom?
4. Hoe stelt men de as van een theodoliet verticaal, als er één,
ontregeld, buisniveau op de alhidade van de horizontale rand
aanwezig is?
5. Teken de onderste 20 cm van een E-baak en van een Diepe-
rinkbaak. Geef bij beide de aflezing 0197 aan.
196