eens zijn ze ook in dit Orgaan gepubliceerd en wij hebben ze
tevens herhaaldelijk onder de aandacht gebracht van de desbetref
fende autoriteiten aan het Ministerie van Financiën.
Het valt echter te betreuren dat het Bestuur van K. en L. slechts
het blote feit van dit personeelstekort constateert zonder er bij
te vermelden dat het tekort uitsluitend landmeetkundige ambte
naren betreft en zonder enige aandacht te schenken aan de vraag,
waaraan dit ontstellende personeelsverloop (waardoor het tekort
is ontstaan) is te wijten.
Ook zou men zich kunnen verdiepen in de vraag of het wellicht
mede door de actieve steun van de Vereniging voor K. en L. te
beperken zou zijn geweest.
Kan men een ander corps ambtenaren in Nederland aanwijzen,
waar binnen \x/2 jaar 15 van het personeel ontslag neemt?
Oorzaak en gevolg liggen hier vlak bij elkaar; men moet deze
niet met elkaar verwarren.
i De Landmeetkundige dienst van het Kadaster had n.o.m. in
belangrijke mate beter aan de te stellen eisen kunnen voldoen,
Indien men een betere bezoldiqinq en betere promotiekansen voor
de landmeetkundige ambtenaren had geschapen.
nds 1943 hebben ±170 van deze geschoolde krachten elders i
i I betere promotiekans en een_hogere bezoldiging wel gekregen k,
j 'Êfr en aldus de waardering ontvangen, waarop zij i recht menen te
hebben.
In groten getale zijn zij thans werkzaam bij de hiervóór door th* 'jL*^
het Bestuur van K. en L. genoemde „andere landmeetkundige
diensten". Deze zijn daardoor in staat werkzaamheden te ver-
richten, die vroeger door de Landmeetkundige diensten van het
I Kadaster werden uitgevoerd.
Het Bestuur van K. en L. schenkt vervolgens aandacht aan de
toekomstige personeelsformatie en de daarbij behorende taak
verdeling voor de verschillende groepen van hoger-, middelbaar-
en lager personeel.
Het is nog in de schoot der Goden verborgen, wanneer de ge
schetste formatie haar beslag zal hebben gekregen.
Levende in deze tijd met een realistische kijk op de toekomst
menen wij dat tijdens dit groeiproces in de eerste plaats ten volle
rekening zal moeten worden gehouden met het hiudigejn^ dienst
zijnde personeeL
HetBestuur van K. en L. verwijst ter staving van haar opvat
tingen over de toekomstige personeelsformatie twee keer naar de
lezingen van Prof. Dr Ir W. Schermerhorn en Ir B. de Boer tijdens
het congres van Middelbaar Landmeetkundigen te Utrecht op
5 Febr. jl.
Van Prof. Schermerhorn kan gezegd worden dat hij meer dan
eens bewezen heeft, een scherpe vooruitziende blik te hebben op
de toekomst. Wij menen te weten dat hij hier zelf wel eens last
169