nen verschaffen? Om het eens zonder beeldspraak te zeggen: ieder heeft in de dagelijkse practijk te rekenen, slechts weinigen weten rekenwerk duidelijk, langs de kortste weg, goed gecontroleerd uit te voeren. Hoe komt dat toch? Het antwoord is direct te geven: op de scholen, welke dan ook, wordt het gewone cijferen schro melijk verwaarloosd. Vandaar, dat alles wat met rekenen in ver band staat door de meesten wordt geschuwd. Men voelt zich on wennig tussen cijfers en verkeert meestal in het onzekere of de uitkomsten zijn te vertrouwen. Zo kan het gebeuren, dat enkele eenvoudige regels die eigenlijk ieder reeds op de lagere school zou hebben moeten leren, als ver bluffende openbaringen worden ontvangen. Zo kon het gebeuren dat een zekere Ing. J. Trachtenberg bij zijn verblijf in gevangen kampen (22 stuks!) tijdens de jongste wereldoorlog de tijd ging korten met cijferwerk, waarbij hij methoden opspoorde die hijzelf voor nieuwe ontdekkingen aanzag, maar die al eeuwen oud waren. Het betreft de bekende kruisvermenigvuldiging met de toepassing daarvan op machtsverheffing, deling en worteltrekking. De bevrijding bracht hem naar Zwitserland en daar gaf hij in 1954 een brochure uit: Lehrbuch des praktischen Schnellrechnens für jedermannnach neuartigem, umwalzendem Systemvoorzien van een opgeblazen „Vorwort", waarin hij zich de kroon opzet en de koningsmantel omslaat. Luister naar de woorden van deze koning Eenoog: ,,Das Ganze ist so von A bis Z das Ergebnis eigenen Nachdenkens und Erarbeitens" en verderop: ,,Meine eigene Methode, an deren Aufbau ich das volle geistige Eigentum be- anspruche, was ich nötigenfalls auch eidlich zu bekraftigen bereit ware Met dit geschetter poogt hij zichzelf blijkbaar te over stemmen, want even eerder staat te lezen, dat hij vlak voor het drukken van zijn Lehrbuch" toch nog een paar regels uit een dik boek en een eveneens ongenoemde brochure onder ogen heeft ge had, die zaken aanroerden, die toch blijkbaar wel enigszins in de lijn van zijn publicatie lagen. Hoe het precies zit laat hij verder rusten; een ernstig onderzoek naar literatuur op dit terrein heeft hij niet aangevat; al te vlug zou hij dan van zijn ontdekkingswaan zijn genezen. Zonder al te grote moeite zouden hem dan wel de volgende twee Duitse boekjes in handen zijn gekomen: J. Bojko, Lehrbuch der Rechenvorteile, 2e druk, 1926 en P. Werkmeister, Praktisches Zahlenrechnen2e druk, 1929. Dit zijn boekjes uit overbekende series; het eerste is door Teubner uitgegeven in de serie ,,Aus Natur und Geisteswelt", het tweede is een deeltje uit de ,,Sammlung Göschen". Verder zijn nog te noemen: L. Schrutka, Zahlenrechnen1923, en een eenvoudig schoolboek van K. Menniger, Rechenkniffe, 7e druk, 1942. Kent onze schrijver geen van deze werkjes, of wil hij ze liever niet kennen? Laat ons nu eens trachten na te gaan hoe nieuw de methode 238

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 32