manen kan. De invoering van een grondadministratie als die van Lodewijk Napoleon en als ons na-Napoleontische kadaster moe ten wij geloof ik mede uit dit oogpunt beschouwen. Zoals wij bij de beschrijving van de werkzaamheden der Hoofdcom missie tot de Zaken der Verponding al konden opmerken, is sedert minister Gogel niet zozeer de grond (en de gebouwen) als bezit belastbaar gesteld, doch juist de opbrengst er uit, als deel van het inkomen van de eigenaar. Mr van der Pot1) bracht dit beginsel in 1795 aldus onder woorden: ,,De Verponding is eene gewone belasting, welke van onroerende goederen, die geenen vrijdom hebben, ieder jaar, éénmaal volgens zekere begrooting (van deze opbrengst) opgebragt wordt". Gogel werkte deze gedachte in de Ordonnantie van 1807 aldus uit, dat de grondbelasting werd berekend naar de „huur- of pacht- penningen, waarvoor dezelve, gedurende tien van de vijftien laat ste jaren ter keuze van den eigenaar voor zooveel de lan derijen en tienden aangaat,door eikanderen zijn verhuurd geweest, of zoo als de goederen, voor zoover dezelve niet zijn verhuurd geweest, naar proportie van andere gelijksoortige ver huurde landen of perceelen. zouden hebben kunnen worden verhuurd 2) Uiteraard is zulk een opbrengst van de gebouwde en onge bouwde eigendommen aan veranderingen onderhevig, en juist om deze practische reden voorzag Gogel hierin, door een periodieke herziening van de vastgelegde gemiddelde opbrengst in het voor uitzicht te stellen. De eerste verpondingsperiode zou de jaren 18051815 om vatten, de volgende telkens 15 jaren, in welke perioden tussen tijds geen enkele herschatting of nieuwe vaststelling zou plaats vinden. Gesloopte gebouwen zouden tot aan het einde van de periode belastbaar blijven, maar nieuwe huizen hadden belasting vrijdom tot de herzieningstijd. Door de inlijving bij Frankrijk is echter van dit alles niets terecht gekomen. Toch bleef de gedachte aan een nieuwe schatting levendig, ook in het nieuwe „Koning rijk" van na 1813. Nog in 1826 was er een Staatscommissie bezig met het opmaken en het berekenen van het zuiver inkomen der belastbare gebouwde en ongebouwde eigendommen in de huidige Benelux, vóór de inwerkingtreding van het nieuwe kadaster. 3). Als grondslag voor die schattingen gold de huurwaarde over de jaren 1816 tot 1825 en de landpacht over de periode 1816 1826, en waar de huur- en pachtcontracten mochten ontbreken, daar schatte men de gemiddelde zuivere opbrengst over de jaren 18121826, waarbij de twee duurste jaren en de twee goedkoop ste jaren buiten aanmerking bleven. Hoe minutieus die schatting gebeurde, blijkt wel hieruit dat de Staatscommissie met haar schat ters tot zelfs de hout- en grasveilingen der afgelopen tien jaren moesten uitpluizen, om tot een gemiddelde belastbare opbrengst van bos- en hooilanden te komen. 209

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1955 | | pagina 3