9e jg., nr. 2 (1951). Als wij ons wagen aan een algemene verge
lijking van de twee herdenkingsgeschriften, dan mogen wij con
stateren, dat de groei niet alleen blijkt uit de serie medewerkers,
die misschien wat verder van het kadastrale huis verwijderd zijn,
maar ook uit de omvang, die tweemaal zo groot is (200 blad
zijden).
De lustrumboeken van „Snellius" behoren o.i. te worden op
genomen in de kadastrale vakbibliotheken, die men nu eindelijk
bezig is te vormen na het kortgeleden toegekende bibliotheek
krediet. Verschillende artikelen behouden hun waarde.
Van de bekende figuren is helaas Prof. Tienstra verdwenen.
Het ,,In memoriam", dat G. Homan aan deze warmvoelende weten
schapsmens wijdt, deed velen van ons goed. Naast de eerbied voor
de grote werker, die ook in studentenkringen tot zijn einde toe
bleef bestaan, mogen wij met trots constateren, dat hij in de oor
logsjaren een gedurfd advies gaf aan de studenten en via die groep
aan het Nederlandse volk. Ook aan die moed was toen een groot
tekort.
Na een inleidend artikel van Prof. Ir. W. Baarda volgt een
overzicht (door C. Roos) van de activiteiten van „Snellius". Hij
toont aan, dat de studentenvereniging zich èn naar binnen èn naar
buiten ontplooide, hetgeen blijkt uit de menigvuldiger contacten
met de praktijkmensen, uit de goed georganiseerde excursies naar
het buitenland (waarover in het mengelwerk meer wordt onthuld)
en uit de vele lezingen, die er zeker toe bijdragen dat de belang
stelling onder de studenten wordt verbreed en verdiept.
Prof. R. Roelofs geeft in zijn bijdrage ,,Electriciteit en Geodesie"
een indruk van de mate waarin andere wetenschappen, de elek
triciteit als voorbeeld, in de geodesie reeds toepassing hebben ge
vonden. Hij voorziet een ontwikkeling in de toepassing van elek
triciteit voor geodetische doeleinden en herinnert er aan, dat reeds
omstreeks het midden van de vorige eeuw de kabeltelegrafie een
nieuwe oplossing gaf voor het moeilijkste probleem bij de astro
nomische lengtebepaling. Prof. Roelofs memoreert dan nog ver
scheidene andere belangrijke hulpmiddelen, zoals b.v. de elektro
magnetische chronograaf van 1850, de kwartsklok, de radioseinen,
de Shoran-methode (later aangeduid met de naam Hiran), welke
afstanden levert uit gemeten tijdverschillen naast de Engelse
Decca-methode met een groter bereik en de elektronische reken
machine.
Ir. W. A. van der Werff schetst in een kort overzicht onder de
titel „Enkele aspecten van de ontwikkeling der ruilverkaveling
na 1950" de ontwikkeling van de methoden en de plaats van de
landmeter in het geheel, terwijl Prof. Dr. Ir. F. A. Vening Meinesz
„de huidige taak der fysische geodesie" bespreekt. Ook Ir. C.
Koeman levert een bijdrage, die velen zeker graag willen lezen.
26