Overlijden voorzitter C.R.P.
Donderdag 16 februari jl. overleed de heer H. Steketee, voor
zitter van de Centrale van Rijks Personeel.
De Dood overviel hem, zonder enige waarschuwing vooraf,
achter zijn bureau temidden van zijn omvangrijke en veeleisende
arbeid.
Hij werd 59 jaar.
Meer dan de helft van zijn leven hebben wij hem gekend, eerst
als propagandist en daarna als bestuurder van de Centrale.
Hij was een vakverenigingsbestuurder in hart en nieren, mede
omdat hij geïnspireerd en voortgedreven werd door een sterk
ontwikkeld sociaal gevoel.
In de loop van ruim een kwart eeuw verkreeg hij een schat
van ervaring en werd aldus op velerlei gebied een specialist van
formaat.
Wanneer men hem een probleem voorlegde begreep hij het
verbluffend snel en zag tevens vlug de kans van al of geen succes.
Dergelijke mensen vallen op en zijn vrijwel overbelast door de
vele functies die zij krijgen toebedeeld.
Zo was het ook met de heer Steketee gesteld.
Naast zijn voorzitterschap van de C.R.P. was hij tevens belast
met de redactie van de krant, die hij vrijwel alleen verzorgde.
Verder was hij plv. lid van de Centr. Commissie voor G.O.
in ambtenarenzaken, voorzitter van de werkcommissie van het
Ambtenarencentrum en bovendien lid van de verenigingsraad.
Hij maakte deel uit van de Rijkskledingcommissie en had zitting
in de Commissie voor de werkclassificatie.
Zijn deskundige adviezen en pleidooien voor het ambtenaren
gerecht in de meest uiteenlopende zaken leverden dikwijls
succes op.
Het is slechts een summiere schets van zijn rusteloos leven,
maar ongetwijfeld maakt zij wel duidelijk dat hij een werkelijke
topfiguur was in de ambtelijke vakbeweging.
Hoge bomen vangen veel wind met alle voor- en nadelen
van dien.
Zo verging het ook de heer Steketee.
Velen hebben hem gekend, sommigen van zeer nabij, anderen
meer op een afstand.
De eersten weten het best hoe groot het verlies is dat het
Ambtenaren-Centrum en de Centrale van Rijks Personeel hebben
geleden.
Maar dat is van een zakelijk standpunt uit bezien. Het persoon
lijke verlies dat zijn vrouw en kinderen hebben te dragen is
stellig schrijnender en dieper.
Dit beroert ons als mensen eveneens en onze welgemeende deel
neming gaat naar hen uit.
63