Behalve de vier verschillende methoden die we hierna voor de beantwoording van de eerste vraag zullen geven zijn er nog wel enkele binnengekomen, maar deze zijn niet zo geslaagd of lenen zich slecht voor praktische uitvoering. a. In het Leerboek der Lagere Geodesie van M. de Vos staat op blz. 234 onder III de volgende wijze van oplossen aangegeven. De lijn EFS moet het oppervlak van vierhoek ABCD in twee gelijke delen verdelen. Dit betekent dat we door S een rechte moeten brengen die van ARD een driehoek ERF van ge geven oppervlakte afsnijdt (hierin is R het snijpunt van AB en CD). A ERF vervangen we eerst door het parallelogram met gelijk oppervlak QROP waarvan het verlengde van PO door S gaat. A UEQ t= A USP A FSO of 1 SP2 EQ2 SO2 EQ2 A USP A FSO A UEQ A UEQ of EQ2 SP2 SO2. of Hierin stellen SO en SP te berekenen lijnstukken voor, waaruit de lengte van EQ volgens bovenstaande betrekking is af te leiden. Uit richting en afstand vanuit Q zijn daarna de coördinaten van E te berekenen, terwijl die van F dan weer volgen uit snij puntsberekening van ES en CD. b. Voor deze oplossing maken we ge bruik van een rechte ZW||DR, zodanig gelegen dat DS SZ. Omdat opp. A DFS opp. A ZVS is opp. vierh, FRWV opp. vierh. DRWZ. Stellen we nu opp. A EFRi=Oi en opp. A EVW1= Ö2, dan geldt de volgende evenredigheid ER2 EW2 Oi 02. of ER (ER Hieruit is dus ER te berekenen. 48 W A /?A

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1956 | | pagina 4