ergens" zal liggen tussen de aangemeten oevers van een sloot.
Bij de afwerking van de meting zal, naar men hoopt, de juiste
toestand dan wel aan het licht komen. Het zijn juist die grove
meet- en kaarteerfouten, alsmede de abuizen en onzekerheden der
identificatie, welke bij belangrijke kaarteringen of bij grensbepa
lingen het aanhoudings- en indelingsprobleem tot een lastige puzzel
kunnen maken, waarvoor de methode der kleinste kwadraten geen
uitkomst geeft. Wel kan in die gevallen echter een grafische be
handeling van het vraagstuk op eenvoudige wijze dikwijls tot een
zeer bevredigende oplossing leiden.
Kaartering van nieuwe grenzen
Hierbij gaat het er om, de correcties te leren kennen, welke aan
de gemeten afstanden moeten worden aangebracht om, uitgaande
van een bepaald, in de kaart gekozen beginpunt dat niet identiek
behoeft te zijn met het beginpunt der meting de in de kaart uit
te passen afstanden te verkrijgen.
O O' K
Is in de meetlijn, fig. 1,
O het beginpunt der meting,
O' het beginpunt der uitpassingen,
K het snijpunt van een bestaande kadastrale grens of van het ver
lengde er van met de meetlijn of de loodrechte projectie van een
kadastraal punt op deze lijn;
is verder
de op het terrein gemeten afstand OK
de kaartafstand O' K, vermenigvuldigd met de kaartschaal,
d' de kaartafstand OO', vermenigvuldigd met de kaartschaal,
p de indelingsfactor voor de overgang van terreinafstand naar
kaartafstand,
dan kan de volgende betrekking worden opgesteld
l' l PA d'
of l' l p A d\
m.a.w.: de gemeten afstand, verminderd met de uitgepaste afstand
is een lineaire functie van de gemeten afstand. De vergelijking kan
dus grafisch worden voorgesteld door een rechte lijn
x l y l' L
Ieder punt K levert een punt k van de grafische voorstelling. Zijn
in de meetlijn twee kadastrale grenzen aangetekend, dan is de
79
fig. 1