ordinaten gekaarteerd op de schaal 1 250. Uit praktische over wegingen houdt men voor de Jt-as in den regel de kaartschaal aan. Bij zeer lange meetlijnen verdient het soms aanbeveling een kleinere schaal te kiezen. Het volgende voorbeeld licht het vorenstaande nader toe. Fig. 3 geeft een deel van een veldwerk van het laatste examen voor landmeter van het kadaster, fig. 4 het daarbij behorende deel der hulpkaart. In deze hulpkaart is de meetlijn op de gebruikelijke wijze gekaarteerd. Uitgaande van het met een beginpijltje aange duide punt, dat volgens de eerste, globale indruk zal samenvallen, althans in de nabijheid zal liggen van het in de kaart nog niet nauwkeurig bepaalde beginpunt der meting, worden de afstanden tot de snijdingen met de kadastrale grenzen of de verlengden van die grenzen uitgepast. Deze uitgepaste afstanden Y zijn op de hulp kaart naast de snijdingen ingeschreven. Op de hulpkaart zijn twee vereffeningen uitgevoerd. Wij bepalen ons thans tot die, gelegen rechts van die meetlijn. Met het beginpunt der uitpassingen als nul punt worden in de meetlijn, volgens de schaal der hulpkaart, i.e. 1 2500, de gemeten afstanden uitgezet; in deze laatste punten op schaal 1 250 vervolgens de ordinaten YDe aldus verkregen punten der grafische voorstelling zijn aangegeven met een vol of een open cirkeltje, al naar gelang ze betrekking hebben op een aan gemeten grens punt of op de aangetekende kanten van een grens- strookbv. de kanten van een sloot. In dit laatste geval zijn de beide slootkanten in de grafische voorstelling duidelijkheidshalve door een volle lijn verbonden. De zware streeplijn is tenslotte de op het oog getrokken „correctielijn". Het verdient aanbeveling bij het zoeken van deze lijn een doorschijnende celluloid driehoek te gebruiken. Voor nieuw te kaarteren grenspunten vinden we nu de correctie, welke aan het meetcijfer moet worden aangebracht om het uit te passen cijfer te verkrijgen, door de gemeten afstand Z vanuit het gemeenschappelijk nulpunt van de uitpassingen en de grafische voorstelling op de meetlijn als x~as uit te passen (schaal 1 2500), in dit punt de loodlijn op de meetlijn op te richten, die de grafische voorstelling snijdt en vervolgens de afstand van deze snijding tot de meetlijn te meten (1 :250). Voor l 0 gaat de correctievergelijking Y p/ dover in d'. Voor 1 0 wordt uitgepast Y 8,3, derhalve d' 8.3. Voor Z 400 wordt uitgepast Y 20.9, zodat voor p wordt gevonden. -20.9 8.3 p 0.0315. Uit de grafische voorstelling is te lezen, dat de volgende grenzen 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1956 | | pagina 14