Indien andere dan agrarische factoren de waarde van de grond
mede bepalen, moeten deze afzonderlijk worden geschat. Deze
factoren immers beïnvloeden niet het producerend vermogen van
de grond en behoren dus niet in de schattingswaarde te worden
verdisconteerd. Wel echter behoren zij aanleiding te geven tot
geldelijke verrekeningen. Als voorbeeld kan worden genoemd de
factor bouwterreinwaarde, welke wordt geschat met het oog op
de geldelijke verrekeningen voor het niet agrarische deel der
waarde.
Tweede schatting.
De Ruilverkavelingswet voorziet in een tweede schatting van de
gronden, naar de toestand en produktie-omstandigheden, waarin
deze door de uitgevoerde ruilverkaveling zijn komen te verkeren.
Op overeenkomstige wijze als bij de eerste schatting worden na
de verkaveling aftrekken toegepast voor meergenoemde variabele
produktie-factoren, voorzover deze door de ruilverkavelingswerk-
zaamheden ni^t geheel zijn opgeheven. Het schatten van deze
waardeveranderingen, waartoe de plaatselijke commissie na de
verkaveling aan dezelfde taxateurs als voor de eerste schatting
opdracht geeft, heeft derhalve betrekking op gehele of gedeeltelijke
opheffing van de bij de eerste schatting toegepaste aftrekken.
De schatters voeren bedoelde werkzaamheden uit met in acht
neming van de door de Centrale Cultuurtechnische Commissie
verstrekte aanwijzingen, welke in een proces-verbaal worden
vastgelegd.
Kostenomslag.
Op bovenstaande wijze wordt de mogelijkheid geschapen het
verschil te berekenen in de agrarische waarde van de door een
eigenaar ingebrachte en de aan hem toegedeelde kavels. Door deze
methode kan het totale voordeel van het gehele blok worden be
rekend.
Aldus wordt een maatstaf verkregen voor de verdeling der
kosten op basis van het genoten voordeel. Het principe is derhalve
„bijdrage naar verbetering". Uitdrukkelijk zij er op gewezen, dat
de aftrekken verhoudingsgetallen zijn. Bij de financiële afsluiting
van de ruilverkaveling zou kunnen blijken, dat het totaal van de
niet door subsidie gedekte uitvoeringskosten afwijkt van het ver
schil tussen de totale sommen der toegepaste aftrekken bij de
eerste en bij de tweede schatting. In dat geval zal dit verschil door
vermenigvuldiging met een factor herleid moeten worden tot de
definitieve kostenomslag. Het is daarom van belang, dat bij de
vaststelling van de aftrekfactoren wordt uitgegaan van het in
stemming gebrachte plan, de bijbehorende kostenbegroting en de
aan de hand van de geschatte waardevermeerdering berekende
subsidie.
92