In 1858 werden voorschriften uitgevaardigd, die het verplicht
opmaken van overdrachtsakten en eigendomsbewijzen voorschre
ven. Het verleden werkte echter niet mee, om respect te kweken
voor deze grondregisters. De Turkse maatregelen hebben het dus
ook hier nooit gebracht tot een complete aanwijzing van de grond
eigendom in algemene registers. Een kadastraal register was het
dus ook niet. Erfgenaamschap werd bij de houders van het register
niet bekend. De kleine boer gaf te weinig aan uit vrees voor be
lastingdruk, velen ontkenden zelfs elke eigendom, om aan de
registratie te ontkomen, staatsgrond werd helemaal niet inge
schreven.
Er volgen verschillende vergeefse pogingen in Turkije. In 1872
begon men met de officiële inrichting van bureaus voor registratie
van het onroerend goed. Speciale ambtenaren bezochten de dorpen,
namen de eigendommen op, noteerden de namen der eigenaren,
schatten de oppervlakte in dönüm (=ca. 400 m2) en beschreven
de naastliggers.
De leiders van het nieuwe bewind begonnen het land te zien
als een belangrijk landbouwgebied en besteedden veel aandacht aan
de verbetering van de bodem en de eigendomswetgeving. De
bodem leverde toen nauwelijks genoeg om de bevolking te voeden.
De wet van 1912 gaf gelegenheid met de vervaardiging van
goede kadastrale kaarten een begin te maken. Een poging in het
Konya-gebied, om tot een kadaster en een juistere registratie van
het gehele onroerend bezit te geraken, gaf geen bevredigend
resultaat. Voldoende technische hulpmiddelen en de juiste mensen,
om het werk in dit toch niet grote gebied van 46681 km2 met ruim
740.000 inwoners te voltooien, ontbraken. Bovendien kwam eerst
de Balkan-oorlog als een storend element en spoedig daarna de
wereldoorlog. Het 400-jarig Ottomaanse Rijk nam een einde. Toen
in 1918 voor ons de oorlog voorbij was, kwamen voor Turkije de
moeilijkheden in Anatolië. Eerst 1923 bracht de vrede. Het toen
bestaande nieuwe Rijk had een oppervlakte van 780.000 km2,
waarin rond 20 miljoen inwoners leefden.
Na een tweede mislukking in 1923 bracht de wet van 22-4-1925
iets meer schot in de kadastrale zaak. Men begon nu voorzichtiger.
Er werd besloten, eerst de steden Istambul, Ankara, Adana, Izmir,
Eskishir en enkele andere op te meten. De medeni Kanun, het
nieuwe Turkse B.W., dat in verschillende opzichten lijkt op de
Zwitserse burgerlijke wetgeving, gaf het kadaster een nieuwe
kans. Studenten werden uitgezonden naar Zwitserland, Duitsland,
Frankrijk en Italië, om ter plaatse de werkmethoden te bestuderen
en praktijk op te doen in het gebruik van optische instrumenten.
Zowel voor wat het systeem als het instrumentarium betreft, als
ook in de vorming van de percelen, de wijze van kaarttekenen en
de controle, vindt men het Zwitserse voorbeeld terug.
72