heden niet tot de juiste resultaten zijn gekomen. Een zevental heeft echter toch de eindstreep weten te halen. De opgave is een niet zo eenvoudige lokale driehoeks meting. Wat ligt dus voor de hand? We proberen onze oplossing te stellen op het berekeningsformulier voor de lokale driehoeks meting (Kad. nr. 37). Geen der inzenders heeft dit gedaan. We kunnen ons dit wel voorstellen: het volgen van de gang der be rekening van dit formulier is niet zo gemakkelijk, het vraagt wel enige ervaring, temeer waar we hier met een wat samengesteld geval hebben te maken. Enige jaren geleden (zie de Organen jrg. 7, blz. 210 en jrg. 8, blz. 229) is reeds een lokale driehoeksmeting behandeld, in het laatstgenoemde orgaan is zelfs uitvoerig uiteengezet hoe het formulier moet worden ingevuld. Voordat u verder leest, raden wij u met klem aan eerst deze nummers zorgvuldig te bestuderen. (Hebt u ze zelf niet in uw bezit, vraag ze dan ter inzage van een collega die ze wel heeft.) Wij willen nl. nu niet in herhaling treden wat de algemene gang van zaken betreft. C is het coördinatenpunt K en B het richtingspunt RWe brengen een hulpstelsel aan met B als oorsprong en BA als ï/-as. In dit stelsel willen we de abscis van C berekenen in het gesloten poly- goontje B~P~C~U~T - S - P - B, om daarna met behulp van de lengte CA de overgangshoek ZlBAC af te leiden uit sin d t= fc CA De berekening van de abscis van C loopt echter niet zo simpel: we missen nog de lengten BPPC, CU en RB. Een handige manier ter verkrijging van deze schakels wordt aangegeven in Lager Landm. Rekenen van Ir. F. Harkink op blz. 214. We nemen 1° een hulp stelsel met P als oorsprong en PB als #-as. In een polygoon formulier (Kad. nr. 43) noteren we in dit stelsel de gegevens voor de polygoon P-Q-P-B. De Y van B PB) en de lengte BR moeten we nog open laten. Nadat de sinussen en cosinussen op gezocht zijn, draaien we uitgaande van XD 0) de abscissen tot het punt P, zetten sin RB in het instelbord, draaien bij tot het resultaatregister circa nul is, dit is de abscis van B. Het omwente- lingsregister geeft nu de lengte RB. Daarna nemen we de ordinaten, te beginnen bij P en eindigende bij B. Met YB is zo de lengte PB gevonden. 2° nemen we een hulpstelsel met P als oorsprong en PC als as. Op analoge wijze bepalen we eerst UC en daarna PC. Natuurlijk is het gewenst op de bekende manier met controle coördinaten na te gaan of de gevonden lengten juist zijn. We willen er nog op wijzen dat bij 1° de coördinaten van Q en R en bij 2° die van Q t/m U niet genoteerd behoeven te worden. 124

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1956 | | pagina 16