van de ordinaat gelijk is aan die van A en de abscis volgens de formuledezelfde is als die van P. We willen dat ook meetkundig bewijzen. Als R het snijpunt is van de lijn x XP met de lijn y Ya» QA dan moet bewezen worden, dat gelijk is aan (cotg cotg R A We verlengen BQ tot deze de lijn x XP snijdt in S. De drie hoeken ABP en SBP hebben dezelfde basis BP en dezelfde top hoek waaruit volgt, dat ABPS een koordenvierhoek is. De hoeken P en 5 tegenover de zijde AB gelegen, zijn dan ook gelijk. In drie hoek AQS, waarin Q zal dan Z_ A gelijk zijn aan fi; in deze driehoek is nu (cotg a cotg/?) 7^ QA QA Omdat voor c kan worden geschreven p is hiermede aange- ui RA QA toond dat (cotg a cotg P) Voor de berekening van YP stelden we eveneens punt B in, maar met op het instelbord: tg (100 a) cotg a; we draaiden naar Qlt vanwaar we van richting veranderden door het instellen van tg (100 a) tg 100 i+ (cotg cotg^), waarna we in Ri eindigden. Dit kan op overeenkomstige wijze worden aange toond. De basishoekmethode en de methode Heckmann-Tienstra* De afzonderlijke berekeningen van XP en YP doen de vraag rijzen of het mogelijk is, na berekening van XP, rechtstreeks te draaien naar YP. Een verbetering dus, zoals wijlen prof. Tienstra aanbracht 155

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1956 | | pagina 15