H. VAN DER KOOIJ:
Mens en bodem
De invloed van de afstand*
Bij het ontwarren van de relatie van mens en bodem kan wellicht
aansluiting gezocht worden bij de algemeen geldende natuurwet,
die zegt, dat afstandswerkingen zich verhouden als de werkzame
hoeveelheden en omgekeerd als de kwadraten der afstanden» De
werkzame hoeveelheden zijn dan de grootte van de mensengroep
en de oppervlakte van de grond»
In het Steentijdperk, kan men zeggen, was de grond een eco
nomisch vrij goed, zoals lucht en water. Zichzelf tot eigenaar van
een stuk land proclameren was voor de neolithische mens niet nodig:
voorwaarde voor economische waarde is schaarste, en grond was
er juist in overvloed. Men mag aannemen, dat deze mens niet meer
grond occupeerde en bewerkte, dan voor onmiddellijk levensonder
houd van hem en de zijnen nodig was. Grond op grote afstand
interesseerde hem niet. Voor een groep mensen had deze grond
echter nog wel waarde. Grond op nog grotere afstand was echter
eveneens waardeloos. Werd de groep groter, dan werd de grens
van het in cultuur gebrachte areaal naar achteren verschoven; de
dichtstbij liggende grond werd intensiever bewerkt. Gebiedsuitbrei
ding eindigde bij het territoir van een andere groep. Een grens
ontstond. Verdere produktieverhoging kon slechts gezocht worden
in grotere intensivering. Bij gelijke vruchtbaarheid van de grond
zal er een systeem van intensiveringscirkels rond het wooncentrum
ontstaan zijn. Later vinden wij die terug in de zgn. Thünensche
Kreisen.
Een aantal voorbeelden moge recentere bewijzen van de regel
geven. Hierbij moet men zich realiseren, dat we een dichtbevolkt
areaal ook kunnen definiëren als een gebied, waar de onderlinge
afstand der individuen erg klein is.
a. Indien er een surplus aan boerderijen in een gebied is, dan
zal door de werking van de schaarste en de vraag de pachtprijs
van los land stijgen boven die van boerderijen per ha. Is er een
gebrek aan gebouwen, dan daalt de waarde van het losse land
aanzienlijk x)
b. De landbouwproduktie per ha blijkt voor het dichtst bevolkte
land (Nederland) het hoogst te zijn. Behalve het grote aanbod
van landbouwers en de gefixeerde landsgrenzen, die tot intensi
vering noopten, is deze hoge produktie mogelijk geworden doordat
de rest van de bevolking als bron van koopkracht meewerkte. Hier
bij valt nog op, dat in de omgeving van de grote wooncentra de
grond het sterkst geïntensiveerd is (kascultuur Aalsmeer en West-
land) '2).
142