vragen door de programma-commissie werd het program van actie
aanvaard door de Algemene Vergadering 1955, Een woord van
dank aan de commissieleden voor de zakelijke wijze, waarop zij de
in onze vereniging levende wensen op concrete wijze heeft samen
gevoegd, is hier zeker op zijn plaats.
Coll. Schoffelmeer heeft zich om studieredenen uit de commissie
terug getrokken.
De commissie blijft als permanente commissie voortbestaan met
als leden de coll. Biesma en Kramer.
Overgangsvakcursus Landmeetkunde
Op 1 oktober 1955 ving in Den Haag aan het C.T.O. de eerste
overgangsvakcursus voor Landmeetkunde aan met 13 cursisten
ter voorbereiding voor het examen Technisch Ambtenaar van het
Kadaster.
Slotbeschouwing
Onder het hoofd Georganiseerd Overleg is reeds gememoreerd,
welke resultaten dit jaar werden bereikt. Hieronder konden helaas
niet worden vermeld die punten, die reeds zolang onze aandacht
vragen. De automatische doorstroming naar de rang landmeetkundig
ambtenaar A is nog steeds een illusie. Op ons herhaald aandringen
in het G.O. is gesteld, dat de A-rang afhankelijk is van de toe
komstige personeelsformatie. Ter beoordeling van o.a. de vraag
hoe die formatie er in de toekomst uit moet zien is door de Staats
secretaris van Financiën een commissie van onderzoek ingesteld,
welke onder de naam van efficiëntie-commissie reeds bekendheid
heeft. Het bestuur heeft zich met deze commissie in verbinding
gesteld en haar onze inzichten medegedeeld.
Het is ons bekend, dat reeds een interim-rapport aan de Staats
secretaris is uitgebracht. De inhoud van dit rapport kennen wij
uiteraard niet, maar wij mogen toch veronderstellen, dat deze com
missie niet stilzwijgend aan het abnormaal grote personeelsverloop
van ons corps is voorbij gegaan en de Staatssecretaris bepaalde
suggesties heeft doen toekomen, teneinde het verloop enigszins te
beteugelen.
Inmiddels blijft ons corps wachten op resultaten. Voor velen
duurt dit wachten lang, te lang zelfs, en trachten zij de toekomst
in eigen hand te nemen door een vlucht uit het corps naar die
plaatsen waar de honorering van hun arbeid juist is. Wij kunnen
dit begrijpen en billijken. Bezorgdheid voor het dienstvak blijft
echter voor allen die het goede met de Kadastrale Dienst voor
hebben.
Het is ons wel eens verweten, dat wij als bestuur deze vlucht
zouden stimuleren en niets zouden doen om remmend op te treden.
Hierop konden wij slechts antwoorden dat, zolang de bereidheid
aan het Ministerie niet aanwezig is om onze gerechtvaardigde wen-
221