De werkelijke personeelssterkte bedroeg derhalve op 30 juni 1956 89 minder dan die volgens de begroting 1956. Op 30 juni 1955 en 30 juni 1954 bedroeg de werkelijke personeelssterkte met betrekking tot de hiervoor bedoelde categorieën van ambtenaren respectievelijk 51 en 59 minder dan die volgens de begrotingen van 1955 en 1954. Omtrent de toeneming van de werkzaamheden moge de onder getekende verwijzen naar bijlage II, behorende bij de Memorie van Antwoord begroting 1955. Aan deze bijlagen kan voor het jaar 1955 nog worden toegevoegd: akteposten: bijgekomen 35772, afgedaan 24729, niet afgedaan derhalve op 31 december 74143; controleursposten; bijgekomen 28766, afgedaan 20446, niet afge^ daan op 31 december 75050; metingen op aanvraag van particulieren: bijgekomen en afgedaan 9703; aantal ha ruilverkaveling: ingekomen 180000, afgedaan 2500, niet afgedaan op 31 december 181500. Uit deze gegevens blijkt tevens, dat de achterstand bij de land meetkundige dienst ondanks de in vergelijking met vorige jaren toe genomen produktie nog is vergroot. Het grote personeelstekort, dat de eerste jaren nog niet zal kunnen worden opgeheven, maakt een spoedige inhaling van deze achterstand niet mogelijk en vormt even eens een beletsel om op korte termijn een eventueel ruimere taakop vatting te realiseren. Zo is het niet mogelijk om op dit ogenblik de hermetingswerkzaamheden uit te breiden tot een aanzienlijk grotere omvang dan waarin ze thans worden uitgevoerd. Doordat de ruilverkavelingswerkzaamheden voorrang genieten boven de overige werkzaamheden van de kadastrale dienst, treedt bij de uitvoering van ruilverkavelingen van de zijde van de kadas trale ruilverkavelingsdienst geen stagnatie op. Het totale verloop onder de landmeters en adjunct-landmeters bedroeg in de jaren 1954, 1955 en 1956 tot 15 november respectieve lijk 4, 3 en 8 onder de landmeetkundige ambtenaren en tekenaars respectievelijk 22, 40 en 48. Ten aanzien van de vraag of het vrij spoedig pensioneren van circa 40 landmeters niet tot een belangrijke stagnatie van noodzake lijke werkzaamheden zal leiden, merkt de ondergetekende op dat voor een zodanige stagnatie niet behoeft te worden gevreesd, mits de recrutering van nieuwe krachten, welke door het verlenen van een tegemoetkoming o.a. aan geodetisch ingenieurs wordt gestimu leerd, gemiddeld een aantal van 8 per jaar zal kunnen halen. Wel valt uiteraard thans nog niet te zeggen of zulk een aantal inderdaad zal worden gehaald. Niettemin is door het opvoeren van het aantal landmetersplaatsen met 5 reeds rekening gehouden met de aanwer ving in 1956 en 1957 van 16 geodetisch ingenieurs. Deze uitbreiding aan landmeters is zoals uit het vorenstaande moge blijken in hoofd zaak bedoeld om het afvloeien van landmeters wegens pensionering 14

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1957 | | pagina 14