M. RIJSDIJK:
Formulieren kadaster nrs. 61 en 62
De kadastrale formulieren 61 en 62 worden hoog gewaardeerd
door hen, die ze gebruiken. Maar nog altijd zijn er teveel landmeet
kundige ambtenaren en landmeters die liever op zoek gaan
naar de zgn. Zweedse tafel, om vervolgens daarin het zoeken voort
te zetten. Dat is te betreuren, want wie raadpleegt nu een telefoon
gids als hij alle benodigde nummers van een enkel vel papier kan
aflezen. Mocht ik hen raden, het zou zijn: gebruik die beide formu
lieren eens; doe het uit nieuwsgierigheid of omdat ge van econo
misch werken houdt; probeer het omdat ge ook wilt kunnen werken
als de Zweedse tafel versleten is; waag het desnoods uit respect
voor het lumineuze idee van de samensteller, die in twee vellen
weet te zeggen, waar anderen een boekje mee vullen. Deze formu
lieren nu willen we eens nader bekijken.
Het formulier kad* nr* 61
bevat de sinus- en cosinustabellen. Dat ze met behulp van de reek
sen, genoemd op blz, 46 van Gerichte Vlakke Driehoeksmeting van
Ir. F. Harkink, kunnen worden samengesteld, is misschien aardig
om te weten, maar niet om te doen. Het is minder tijdrovend om de
figuur te construeren, die deze getallen gezamenlijk voorstellen.
Dat doen we zo: we openen een passer en trekken een cirkel; deze
figuur voldoet aan alle vereisten.
Het formulier 61 is een coördinatenlijst van alle „knikpunten"
van een cirkel, die een straal heeft gelijk aan de lengte-eenheid en
waarvan het middelpunt de oorsprong van het coördinatenstelsel is.
De sinus is de Xde cosinus de Y in dat stelsel. Die „knikpun-
ten" verdelen de cirkel in 4000 gelijke delen en worden aangeduid,
vanaf de positieve y-as rechtsomgaande, in graden en decigraden
van 0,0 tot 400,0 gr. De afstand langs de boog van punt tot punt
bedraagt 1 dgr, of uitgedrukt in de lengte-eenheid 2000
0,001571. Bij een straal van 1000 m zou deze afstand 1,57 m be
dragen. Deze afstanden worden als rechte lijnstukken beschouwd.
Is dat juist? De grootste afwijking van de boog met dit lijnstuk
dat een koorde is zal in het midden optreden. Nemen we even
aan, dat de boog en de koorde evenlang zijn, dan bedraagt deze af
wijking de pijl het kwadraat van de halve koorde gedeeld
door 2 maal de straal 0,3 eenheid van de zesde deci
maal. Er kan dus geen bezwaar zijn tegen rechtlijnige indeling,
lineaire interpolatie. Evenmin was er bezwaar tegen, dat we zoëven
de afstand langs de boog gelijkstelden met de lengte van het lijn-
2
71