stuk, want die bedraagt eveneens 0,001571. Bij 2 dgr zou deze pijl 4-maal zo groot zijn, dus ruim één eenheid van de orde 6. Dit nu kunnen we in het formulier ook aflezen. De pijl is immers r 1 cos Yi a1 cos O» 1 9r1 0,999999, hetgeen weer een eenheid van de zesde decimaal oplevert. De juistheid van deze formule is in onze cirkel (zie de figuur) onmiddellijk te zien: het apothema OB is de cosinus van x/2 a en de pijl is 1 cos x/2 a. De halve koorde is, zo weten we, r sin x/2 a. Ook daarmede kun nen we het eens zijn, want die halve koorde is BP sin /2 a. Hier mede kunnen we nu de afstanden tussen willekeurige punten van onze cirkel bepalen. Zo zal de koorde van 9,8 gr naar 13,4 gr be dragen: 2 sin (^^2 s*n 9r 0,056542. Niet alleen het onthouden van genoemde formules, maar ook het bepalen van sinus- en cosinuswaarden wordt vergemakkelijkt, als we daarbij steeds de cirkel in gedachten voor ons zien. We zien dan de sinus toenemen van 0 bij 0 gr tot 1 bij 100 gr om daarna af te nemen. Zo zal sin 99 gr gelijk zijn aan die van 101 gr. Voorbij de 200 gr wordt ze negatief en zal sin 202 gr gelijk zijn aan sin 398 gr. Evenals de sinus wordt ook de cosinus nooit groter dan de straal; de waarden zijn dus 1, +1 en daartussen. De positieve cosinuswaarden liggen in het le en 4e kwadrant, omdat de */-as daar positief is. De sinus van 50 gr is ook gelijk aan de cosinus van 50 gr; zo ook sin 49 gr cos 51 gr. De cosinus is niets ander dan de sinus van het complement. Al deze bijzonderheden maakten het mogelijk de coördinaten van 4000 punten te geven in een tabel met de coördinaten van slechts 500 punten. Maar form. 61 bevat nog meer getallen. Tussen de sinus van 0 gr en die van 0,1 gr vinden we een diffe rentie vermeld van 0,001571 en tussen de cosinussen daarvan 0,000001. Dit zijn de x- en r/-verschillen, waarvan we bij de lineaire 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1957 | | pagina 3