feuille. We hebben ze dan steeds bij de hand in het terrein. Een hoek uitzetten doen we dan niet meer zoals in Landmeten van Hof, par. 36, beschreven staat, maar met de tangenten uit form. 62. Een boog uitzetten vereist niet altijd meer een bogenboekje. Vanuit het tangentpunt zetten we de straal maal sin op uit en een loodlijn daar op van de straal maal (1cos cp)Controle daarop vinden we door de koorde te bepalen uit 2 r sin Yl W en> als het middelpunt zicht baar is, door langs de raaklijn de straal maal tg cp uit te zetten. De rekenmachine en de formulieren 61 en 62 Deze formulieren tonen echter pas hun grote waarde als er een rekenmachine naast staat, want deze behoren bij elkaar zoals mu ziekstukken bij een instrument. Worden die beide op de juiste wijze tot elkaar gebracht, dan zijn de mogelijkheden onuitputtelijk. Met de machine kunnen we lijnen doorlopen, ook gebroken lijnen; met deze formulieren zelfs een kromme lijn: onze cirkel. Als we bij 0 gr beginnen, bedraagt de richtingscotangens van het eerste lijnstuk tg 0,05 gr en van elk volgend lijnstuk 0,1 gr meer. Met behulp van form. 62 doorloopt men zo het formulier 61. Bij 50 gr gekomen, dienen X en Y verwisseld te worden om verder te kunnen gaan, maar de bewerking kan dan oök wel als voltooid beschouwd worden. Daarvan kunnen we gebruik maken, als we op een aan te leggen plan (schaal 1 1000) een boog moeten aanbrengen met een straal van b.v. 1500 m en het raakpunt met het argument van de raaklijn gegeven is. De boog willen we voorstellen door lijnstukken, waar van de boog niet meer dan 5 cm afwijkt. 1500 (1 cos x/i a) 0,05, waaruit volgen: 1 cos Yl a 0,000033 en a ong. 1 gr. Tussen de knikpunten mag dus een booglengte liggen van 1 gr. De lengte van die lijnstukken is dan 1500 m (2 sin 0,5 gr) 23,562 m. Is het argument van de raaklijn b.v. 158,3614 gr en loopt de boog naar het zuiden, dan zal het argument van het eerste lijnstuk 158,3614 gr 0,5 gr 158,8614 gr zijn en de argumenten van de volgende lijnstukken telkens 1 gr meer. Eenvoudiger is het om de argumenten van de lijnstukken in volle graden te bepalen. Daartoe I-li 158,5 158,3614 moet het eerste lijnstuk als argument hebben -9r ico^7 1 1CAA U 158,51158,3614\ 158,4307 gr en een lengte van 1500 m 12 sin9r 3000 m sin 0,0693 3,266 m. Het argument van het tweede lijnstuk is dan 159 gr en van de volgende telkens 1 gr meer. De abscis van het raakpunt wordt in het resultaatregister ge bracht, de lengte op het instelbord ingesteld en de sinussen van de argumenten telkens opnieuw in het omwentelingsregister gedraaid. Op dezelfde wijze worden de ordinaten bepaald met de cosinussen, waarna de punten gecontroleerd worden met het instellen van de cirkel d.m.v. de tangenten. 6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1957 | | pagina 6