De Heer Ritmeester, de volgende spreker in de rij, merkte op:
Het zal de Minister niet helemaal verwonderen, wanneer ik enige
woorden wil wijden aan de toestand van het kadaster. Uit de door
de Minister in de M.v.A. verstrekte gegevens komen twee belang
rijke feiten naar voren: le dat de achterstand der kadastrale werk
zaamheden weer is toegenomen, en 2e, dat er een niet onaanzienlijk
verloop is onder het personeel. Het eerste punt houdt, naar het mij
voorkomt, zeker ook sterk verband met het tweede. In drie jaar
tijds zijn 15 landmeters uit de kadastrale dienst getreden; het ver
loop bij de landmeetkundige ambtenaren en tekenaars is veel ernsti
geris desastreusin nog geen drie jaar gingen er 110 weg op een
aantal van 369; dat is bijna 1/3 deelDat is begrijpelijker is al
jaren geklaagd over een te weinig aan vooruitzichten; men kan
elders bij andere diensten en bij particuliere instellingen een positie
krijgen, die hun bij het Rijk onthouden wordt, en er een werkkring
vinden, waarvoor men bij het Rijk te licht wordt bevonden. Daarin
is nu wel enige verbetering gekomen, maar nog niet ten volle en
te laat. I
Dat door het vertrek van in de loop der eerstkomende 5 jaren te
pensioneren landmeters een belangrijke stagnatie in de noodzake
lijke werkzaamheden zal ontstaan, acht de Minister niet waarschijn
lijk, mits- en daar gaat het nu juist om het totaal tot landmeter
aan te stellen geodetisch ingenieurs gemiddeld een aantal van 8 per
jaar zal kunnen halen. En de Minister voegt daaraan toe, dat uiter
aard thans, d.i. dus 30 november 1956, de datum van de M.v.A.,
nog niet te zeggen is, of zulk een aantal te halen is, maar niettemin
is door het opvoeren van het aantal landmetersplaatsen met 5 reeds
rekening gehouden met de aanwerving in 1956 en 1957 van 16 geo
detisch ingenieurs. De rekenkundige logica van dit betoog is mij
niet geheel duidelijk, maar wellicht kan de Minister mededelen, hoe
veel nieuwe landmeters nu in 1956 wel in dienst zijn getreden. En
daarnaast zou ik gaarne enig inzicht hebben betreffende de vraag,
hoe het nu staat met de voorziening voor de landmeetkundig amb
tenaren A; komen de technisch ambtenaren le klasse uit deze krin
gen voort of komen hiervoor speciaal de abituriënten van de middel
baar technische school te Utrecht in aanmerking?
Het blijkt, dat de achterstand bij het kadaster is toegenomen on
danks de gestegen productie, en dat is wel zeer ernstig. Nu stelt de
Minister zich voor die achterstand in te halen door een aanzienlijke
uitbreiding van de middelbare rangen en van de tekenaars op
arbeidsovereenkomst. Ik juich dit sterk toe; daar is reeds veel te
lang mede gewacht en jaren achtereen heb ik daarop geattendeerd;
er zijn vele kadastrale werkzaamheden, die niet door, maar onder
controle van een landmeter-geodetisch ingenieur kunnen worden
verricht. Dat gebeurt ook nu reeds, maar veel en veel te weinig. Ik
kan hier wijzen op het grootste deel der controleursposten, maar
59